Pedagogiek
in praktijk
Onze nieuwe demissionaire onderwijsminister Mariëlle Paul is niet uit op hervormingen, maar op rust en vrede in het onderwijs, schreef Hessel von Piekartz in de Volkskrant van 18 augustus. Daarbij citeerde hij haar uitspraak op pdcst drieën­twintig: dat onderwijs wel kan bijdragen aan gelijke kansen, maar niet aan gelijke uitkomsten ‘omdat er zoveel factoren een rol spelen’. Zo’n dooddoener negeert lekker makkelijk de behartenswaardige inzichten en discussies die sinds lang gaande zijn over die ‘zovele factoren’, en die zich opnieuw manifesteren in discoursen over diversiteit en inclusie. Daar­ bij gaat het juist om hachelijke kwesties waar de pedagogiek zich bij uitstek mee te bemoeien heeft: in praktijk, theorie, onderzoek en beleid. In dit themanummer over diversiteit en inclusie hopen we het nadenken hierover levendig te houden, met bijdragen vanuit diverse gezichtspunten.
Een paar maanden geleden, in april, kopten alle kranten dat volgens het kabinet te veel kinderen psychische hulp krijgen. Staatssecretaris Van Ooij en (VWS, Jeugd) wil dat er een einde komt aan de ‘grenzeloze groei’ van het aantal ouders en kinderen die professionele hulp vragen. Deze groei is niet meer te organiseren en niet meer te betalen, maar hij stelt dat we het vooral niet moeten willen.
Bij een vertrek als hoofdredacteur van PiP na 22 jaar past een gedegen terugblik, maar die is in een redactioneel van 800 woorden natuurlijk niet te geven. Daarom kies ik ervoor om aandacht te vragen voor één oude en één nieuwe kwestie: de spanning tussen kwantitatief en kwalitatief onderzoek en de veranderingen in het schrijven die internet nu aan ons opdringt. De redactie zal er in de toekomst mee te maken krijgen.
''ONTMOETEN'' (REDACTIONEEL PIP 130, 2022)Op mijn negentiende koos ik ervoor pedagogiek te gaan studeren. Ik zag een documentaire over kwetsbare kinderen. Volgens Asselman en Offerman, die in deze PiP het begrip trauma nader definiëren, zijn dat kinderen die geleerd hebben dat ze zelf niet belangrijk zijn en dat anderen niet te vertrouwen zijn.
''Hoe dan!?'' (Redactioneel PIP 129, 2022)Handelingsperspectief bieden aan het veld, het staat bovenaan mijn to-dolijstje als adviseur bij het Nederlands Jeugdinstituut en dat is makkelijker gezegd dan gedaan. Het was donderdagochtend 6.45 uur en ik had me aangemeld te komen spreken over het belang van informele steun tijdens het zogeheten Prinsjesdagontbijt in Soest.
''Psycholoog of pedagoog'' (Redactioneel PiP 128, 2022)‘Sander Thomaes is professor in de psychologie. Hij onderzoekt wat kinderen en jongeren helpt om te groeien als persoon en bij te dragen aan de samenleving.’
'Gaat het echte gesprek teloor door overmatig appen?' (Redactioneel PiP 125, 2022)Fleur Jongepier betwijfelde het in haar NRC-essay van 27 augustus vorig jaar. Er is volgens haar geen onderzoek beschikbaar dat aantoont dat het bestaan van en de kwaliteit van het face-to- face-contact daadwerkelijk bedreigd wordt.
Een PiP naar mijn hart (Redactioneel PIP 124, 2021)‘Zou je lid willen worden van de redactie van Pedagogiek in Praktijk?’ vroeg Bas Levering me bijna tien jaar geleden. Ik was net gepromoveerd en voelde naast mijn werk en gezin weer wat ruimte voor andere activiteiten. De vraag kwam dus op het juiste moment.
Pioniersgeest (REDACTIONEEL PIP 123, 2021)Niets is spannender dan het werk van pioniers, de ontdekkingen die ze doen en de nieuwe wegen die ze bewandelen. Dit ervoer ik toen ik in de jaren zeventig als psycholoog in de jeugdzorg begon te werken en de orthopedagogiek ontdekte, die destijds werd verheven tot basisdiscipline van de jeugdzorg.
Een gevoel is geen doorslaggevend argument. (REDACTIONEEL PIP 122, 2021)Soms creëert een kleine ondoordachtheid groot onrecht. Bij de afschaffing van het anonieme spermadonorschap in 2004 kregen zogenoemde B-donoren in een overgangsregeling alsnog de kans om A-donor te worden. Donoren die bij de start van hun spermadonorschap er geen bezwaar tegen hadden dat hun naam aan hun nakomelingen bekend zou worden gemaakt, konden alsnog anonieme donoren worden.
Het drama van de onderadvisering. (REDACTIONEEL PIP 121, 2021)Het afgelopen half jaar was er volop discussie over onderadvisering van leerlingen met een migratieachtergrond. Van de HUMAN-televisiedocumentaire Klassen staat velen het adviesgesprek met Yunuscan nog helder voor de geest. Yunuscan wilde zó graag, maar nee, havo zat er niet in en nee, het advies kon niet worden bijgesteld.
Aan de vrijheid van onderwijs zal weer niet worden getornd. (REDACTIONEEL PIP 120, 2021)In het regeerakkoord van dat ‘eens, maar nooit weer’-kabinet van VVD en CDA met gedoogsteun van de PVV, dat vanaf 14 oktober 2010 tweeënhalf jaar bestond, stond woordelijk k: ‘Aan de vrijheid van onderwijs zoals gewaarborgd door art. 23 van de Grondwet, wordt niet getornd.’ In de onderhandelingen had de PVV haar programmatische kernpunt ‘islamitische scholen moeten dicht’ moeten laten vallen.
Dat brengt wat ontmenselijking met zich mee (REDACTIONEEL PIP 119, 2021)Er is al veel gespeculeerd over de vraag wat er na de Covid-19-pandemie definitief veranderd zal zijn. In de wereld van het onderwijs zal beslist veel meer gebruik worden gemaakt van ICT. Voor een snelle invoering van het gebruik van technologische hulpmiddelen op deze grote schaal was echt een ramp als deze nodig. De communicatietechnologie, die het mogelijk maakte dat het onderwijs ondanks de gedwongen sluiting van de scholen door kon gaan, was al jaren beschikbaar.
De hoofdredacteur: Aankondiging van een oproep (REDACTIONEEL PIP 118, 2020)‘Zelfs ik, afkomstig uit zo’n heel ander milieu, kon me gemakkelijk handhaven aan de universiteit, al voel ik me tot op de dag van vandaag schuldig, omdat ik in zo’n wereld gebleven ben, terwijl de vrienden uit mijn jeugd scheepswerflasser of classificeerder of bootswerker zijn geworden en vuil werk moeten doen voor een maandloon dat een hoogleraar in drie dagen verdient.’ Dat schreef Maarten ’t Hart in 1984 in zijn roemruchte pamflet De vrouw bestaat niet.
Jesse en de jongeren (REDACTIONEEL PIP 117, 2020)Er is flink gelachen om het voorstel in het conceptverkiezingsprogramma van GroenLinks om alle 18-jarigen te voorzien van een startkapitaal van 10.000 euro. Voor zover partijleider Jesse Klaver aan de tafel van het NPO1-programma De vooravond op 9 oktober medestanders trof, lieten die zich op een dodelijke manier ironisch uit.
Eigen of geleende herinneringen (REDACTIONEEL PIP 116, september 2020)In het kader van de viering van 75 jaar bevrijding zijn heel veel oorlogsherinneringen voorbijgekomen. Voor pedagogen en psychologen vormen ze een rijke bron voor het onderzoek naar de betekenis die gebeurtenissen uit het verleden kunnen hebben voor het verloop van een mensenleven. Als het om herinneringen aan de vroege jeugd gaat, dringt zich de vraag op of het om eigen herinneringen gaat.
Daags na de persconferentie van de minister-president op 21 april constateert presentatrice Simone Weimans in het Radio 1 Journaal dat er weinig perspectief geboden wordt op een beëindiging van de coronamaatregelen. De boodschap luidt onverkort ‘Hou vol’. ‘Gaat dat lukken?’ vraagt ze aan zelfstandig GZ-psycholoog en cognitiefgedragstherapeut Martin Appelo, met wie ze een beeldverbinding heeft.
Als Rutger Bregman in hoofdstuk 12 van zijn bestseller De meeste mensen deugen de balans van een paar eeuwen Verlichting opmaakt, blijkt hij de overwinning op de grote infectieziekten tot een van de overdonderende successen van onze soort te rekenen. Zo midden in de voor velen volstrekt onverwachte coronacrisis lijkt het wat al te gemakkelijk om hem nu daarmee te confronteren. Maar toch:
Er is eind vorig jaar veel aandacht besteed aan de roman Een huwelijk in 2020 van Maurits Wagenvoort. In het boek, dat in 1923 uitkwam, waagde de auteur zich aan een gedetailleerde voorspelling van hoe onze wereld er vandaag de dag uit zou zien.
Er wordt slecht gelezen en ook slecht vertaald. Soms ook worden boeken aangehaald die helemaal niet gelezen zijn, met alle gevolgen van dien voor de ideeën die aan een auteur worden toegeschreven. Zo waart nog altijd een verkeerde uitleg rond van de kerngedachte van het boek Führen oder Wachsenlassen van de Duitse cultuurfilosoof en -pedagoog Theodor Litt (1880-1962).
Op 4 september 2019 werd in de Tweede Kamer een hoorzitting gehouden over de vraag: ‘Hoe past artikel 23 in onze tijd?’ Zelf was ik er halverwege de jaren zeventig van de vorige eeuw al van overtuigd dat de religieuze wortel uit het grondwetsartikel getrokken moest worden. Nederland was het snelst seculariserende land ter wereld.
Op 10 juni 2019 stond in de Volkskrant een merkwaardig ingezonden stuk dat veel ophef veroorzaakte. Onder de titel ‘Volharden dat onderwijs gelijke kansen biedt, is moreel dubieus’ werd ervoor gepleit om, in navolging van de Griekse filosoof Plato, een reductie van de onderwijsongelijkheid te bewerkstelligen door iets te doen aan de ‘onverdiende’ voordelen die sommige kinderen van hun ouders meekrijgen.
Wetenschapsfilosoof Paul Feyerabend (1924-1994) voorspelde in de jaren zeventig dat het met het geloof in de wetenschap op een zelfde manier zou aflopen als met het geloof in de echte kerk. Die voorspelling is nog altijd niet echt uitgekomen. Microbioloog Rosanne Hertzberger heeft met haar boekje 'Het grote niets. Waarom we te veel vertrouwen hebben in de wetenschap' de kat de bel aangebonden.
Dat het voor kinderen zielig zou zijn om zonder broertjes en zusjes te moeten opgroeien, is lang een algemeen aanvaard idee geweest. Maar voor de ‘alleen is maar alleen’-aanklacht bestaat eigenlijk al heel lang geen echte grond meer.
‘Binnen bij Bol’, de undercoverreportage van Jeroen van Bergeijk bij het distributiecentrum van de webwinkel in Waalwijk (de Volkskrant, 29 december 2018), doet natuurlijk denken aan Ganz Unten (Ik Ali) van Günther Wallraff.
Met ingang van dit jaar brengt het Sociaal Cultureel Planbureau jaarlijks De sociale staat van Nederland uit. Het gaat om een beknoptere versie van het rapport dat voorheen tweejaarlijks verscheen en waarin we kunnen lezen hoe het land eraan toe is.
Het geloof in de uitkomsten van wetenschappelijk onderzoek heeft de laatste jaren flinke deuken opgelopen. Zo bleek dat heel veel resultaten van onderzoek bij replicatie geen stand houden. De oorzaken zijn gemakkelijk aan te wijzen.
Op 1 september is in Frankrijk het algehele smartphoneverbod op scholen ingegaan. Eind juli werd het regeringsvoorstel door het parlement aangenomen. In de klassen op de collèges (11 tot 15 jaar) waren ze al verboden, nu mogen ze niet eens meer mee naar school. Ze moeten in ieder geval worden uitgezet. De hele oppositie was tegen en sprak smalend over een onuitvoerbare verkiezingsbelofte van president Macron.
Naar aanleiding van de tweehonderdste geboortedag van Karl Marx op 5 mei jongstleden is er in tal van kranten en tijdschriften weer stevig op los herdacht. In de meeste beschouwingen lag het accent op de ontsporingen van de communistische samenlevingsexperimenten, die op zijn denken teruggrepen en waaraan op de een of andere manier een einde kwam met de val van de Berlijnse Muur in 1989. Daardoor bleef de waarde van zijn methode van permanente kritiek op de kapitalistische economie in ontwikkeling meestal buiten beeld. Die kritiek mag niet in de vergetelheid raken.
Op 22 februari 2007 kreeg Nederland zijn eerste en tot nu toe enige minister voor Jeugd en Gezin. Als iemand met de zo vurig door hem zelf gewenste bevoegdheden wordt bekleed, mag je het hem niet kwalijk nemen als hij daarmee voortvarend aan de slag gaat. Het gevaar dreigt dan natuurlijk wel dat dit al te voortvarend gebeurt.
Als je als wetenschapper gehoord wilt worden, moet je tegenwoordig de vorderingen in je vakgebied wel met erg veel bombarie onder de aandacht brengen. Het is een probleem waaronder naast de sociale psychologie vooral de moderne hersenwetenschap sterk heeft geleden. Zo is het belang van de ontdekking van spiegelneuronen, halverwege de jaren negentig door de Italiaanse neurofysioloog Giacomo Rizzolatti, door sommige wetenschappers wel erg overdreven. Vilayanur Ramachandran (San Diego) vergeleek het belang ervan voor de psychologie met het belang van de ontdekking van het DNA voor de biologie. Spiegelneuronen konden op die manier een rol gaan spelen in de verklaring van nagenoeg alle bekende psychische verschijnselen en stoornissen, terwijl ze juist steunen op een uiterst smalle opvatting van empathie. Daarin schuilt een groot probleem.
We komen er eerlijk voor uit, we hadden andere plannen om ons jubileum te vieren. Ter gelegenheid van het verschijnen van het honderdste nummer van PIP zouden we nagaan hoe pedagogisch de opleidingen pedagogiek vandaag de dag (nog) zijn.
Op 14 november 2014 stuurde ik een e-mailtje aan de filosofe Marli Huijer, naar aanleiding van haar lezing aan de VU over haar boek Discipline: ‘Ik wilde je nog even zeggen dat ik wel heel erg benieuwd ben om te horen hoe het jouw masterstudent in de toekomst zal vergaan in zijn project voor de krijgsmacht. Kun je mensen een routine van “bevel is bevel” aanleren, terwijl we toch ook niet willen dat ze elke kritische houding laten varen? (…) In ieder geval lijkt het mij hier toch vooral om een empirisch project te gaan. De conceptuele paradoxen staan wel op een rij.’
Hoeveel jaar het zal duren voordat al het onderwijs in de masteropleidingen aan Nederlandse universiteiten uitsluitend in de Engelse taal gegeven zal worden is niet gemakkelijk te zeggen, maar het zou wel eens heel snel kunnen gaan. En mochten er dan toch nog een paar colleges in het Nederlands te volgen zijn, zal ook dat niet ingegeven zijn door inhoudelijke, maar door louter bedrijfsmatige argumenten. De concurrentiestrijd om de student, tussen universiteiten onderling, is al jaren gaande. Recenter is daar de slag om de goed betalende buitenlandse student bijgekomen. Let wel, studenten van binnen de EU betalen het lokale tarief, daarom zijn studenten van buiten Europa zo interessant.
Toen Trudy Dehue op 27 februari 2017 in de Volkskrant met haar vernietigende kritiek op het Nijmeegse Enigma-project kwam, dacht ik: ‘Zal het dan nu eindelijk een keer afgelopen zijn met al dat hersengeklets?’ ‘ADHD op vijf plekken in de hersenen zichtbaar’ was de kop van het persbericht waarin de Radboud Universiteit de uitkomsten van het omvangrijke metaonderzoek naar buiten had gebracht. In de dagbladen verschenen berichten met koppen als ‘Kinderen met ADHD hebben kleinere hersenen’.
Aanleiding voor het dissertatieonderzoek waaraan Ellen Allewijn in 2005 begon, was de ervaring dat in antwoord op de vraag ‘Wie voedt de kinderen op?’ ouders steevast naar zichzelf wezen, ook als hun kinderen hele dagen op het kinderdagverblijf verbleven. Feitelijk verzetten pedagogisch medewerkers vanzelfsprekend wel degelijk bergen pedagogisch werk.
Toen ik het artikel ‘Narcisme en onzekerheid te wijten aan opvoeding’ van de Nijmeegse klinisch psycholoog Jan Derksen (de Volkskrant, 28 december 2016) had gelezen, werd ik overvallen door een beklemmend gevoel van gebrek aan urgentie. Derksen bestookt de media nu alweer jaren met het verhaal dat we in de afgelopen 35 jaar aantoonbaar narcistischer geworden zijn als gevolg van wat hij gewijzigde vroegkinderlijke condities noemt.
Op DUB, het digitale periodiek van de Utrechtse Universiteit, stond op 19 oktober een peiling over een verschijnsel dat inmiddels zo’n tien jaar bestaat en waar we waarschijnlijk niet meer van afkomen: applaus na colleges. Auteur Xander Bronkhorst bevroeg het DUB-panel, bestaande uit 41 docenten en studenten, erover en er blijkt flink wat te worden afgeklapt aan de UU. Vooral bij grote colleges van beginnende bachelor-studenten schijnt het de gewoonste zaak van de wereld te zijn. Later in de studie wordt het minder, al is het beeld niet eenduidig. Bij sommige opleidingen wordt meer geklapt dan bij andere; sommige docenten lokken applaus uit, andere niet.
De koppen boven de nieuwsberichten over het OESO-rapport over het Nederlandse onderwijs van begin dit jaar waren niet eensluidend. Ze varieerden van ‘Nederlands onderwijs scoort zeer goed’ en ‘Nederlands onderwijs behoort tot de wereldtop’ tot ‘Nederlands onderwijs is goed, maar niet uitstekend’ en ‘Nederlandse scholier ongemotiveerd, geen orde in de klas, veel talent onbenut’. Nu kun je in een kop niet alles kwijt en daarom scheppen koppenmakers er een genoegen in om accenten te leggen. Maar als het goed is, geven de artikelen eronder de inhoud van het rapport wel correct weer.
De conclusies aan het einde van zijn reis door vijftig jaar onderwijs vind ik nogal slap. Veel meesters en juffen – jong en oud, gepensioneerd of net afgestudeerd – zijn het volgens Mark van der Werf roerend eens: zij hebben zo’n mooi vak, daar kan geen carrière als straaljagerpiloot, topvoetballer of filmster aan tippen.
Ineens was de discussie terug. Aanleiding was de presentatie op 13 april van het jaarverslag van de inspectie 'De staat van het onderwijs'. Het ging om uitkomsten van een cohortstudie waarin leerlingen werden gevolgd vanaf 1999, bij de start in het voortgezet onderwijs, tot en met 2013. In 1999 stroomden leerlingen van laagopgeleide ouders vaker in op het vmbo. Gemeten naar de hoogst behaalde opleiding, bleken de verschillen in 2013 niet kleiner te zijn geworden.
Een jaarlijkse retraite met twee goede vrienden was lang een mooie traditie. We deden ons te goed aan wat streek of stad te bieden had, maar bekeken ook nauwgezet hoe we er zelf voorstonden. Durfden we te beweren dat we tevreden waren met het leven zoals we het leefden, of konden we niet om de conclusie heen dat we echt aan een nieuwe uitdaging toe waren? In de loop van de jaren negentig is het misgegaan. Ik werkte al jaren aan de Utrechtse universiteit, wat voor mij een grote vrijheid in het opzetten en uitvoeren van onderwijs en onderzoek betekende. Mijn vrienden vonden echter dat ik daar een beetje zat te verpieteren en zegden mij de wacht aan. Zelf hadden ze al jaren hun eigen bedrijf. Consultancy en interim-management leverden niet alleen meer vrijheid, maar ook meer inkomen. Hun dringende raad heb ik niet opgevolgd.
Hierbij kom ik mijn belofte na die ik veertien maanden geleden in PiP 82 heb gedaan, nadat staatssecretaris Dekker zijn project #Onderwijs2032 had aangekondigd. Ik zag niet veel in de brede maatschappelijke discussie over een toekomstbestendige vorm en inhoud van ons funderende onderwijs. Toch heb ik hem – mij is niet bekend of de bewindsman ervan onder de indruk was – het voordeel van de twijfel gegeven. Voor eind vorig jaar werd ons een breed gedragen visie over de doelen in het vooruitzicht gesteld. In oktober al kwam het platform onder leiding Paul Schnabel met het advies op hoofdlijnen. Op 23 januari jl. is het eindadvies gepresenteerd en is het door de staatssecretaris met zijn reactie naar de Tweede Kamer gestuurd.
De politiek kan er niet meer omheen. Onderzoekers van de Universiteit van Amsterdam hebben vijftien jaar VVE-onderzoek op een rij gezet en concluderen nu wat iedereen al veel langer had horen te weten: de voorschool heeft geen effect. Als het om het bestrijden van achterstanden gaat, moet de financiering van VVE-programma’s worden gestaakt. Aan dat op zichzelf nobele streven zijn op deze manier inmiddels miljarden aan overheidsgeld verspild. Het komt er nu op aan het debat eindelijk op een goede manier te voeren. De voortekenen voor een goed debat zijn echter niet onverdeeld gunstig.
‘Gedeeltelijk teruggedraaide achteruitgang’, zo noemde NRC-Handelsblad in zijn hoofdredactioneel commentaar de door het kabinet voor Prinsjesdag gelekte verhoging van de kinderopvangtoeslag voor ouders. Daarmee was het zwalkende kinderopvangbeleid van opeenvolgende regeringen raak getypeerd. Onder het laatste kabinet Balkenende, dat de kinderopvang vooral als arbeidsmarktinstrument zag, was de toeslag drastisch verhoogd en waren de kosten vervolgens volkomen uit de hand gelopen. Die kosten stegen grofweg van 1 miljard in 2006 naar 3 miljard in 2009. Door Rutte I werd er daarom in 2010 weer drastisch bezuinigd, zonder dat dat overigens al te grote gevolgen had voor de arbeidsparticipatie van vrouwen. Voor de kinderopvanginstellingen waren de gevolgen wel desastreus. Het mag een wonder heten dat de sector opvang van hoge kwaliteit kon blijven leveren.
Lang heb ik de fundamentele omslag begin jaren zeventig gesitueerd. Met het operationeel worden van de pil was de omvang van de Nederlandse gezinnen razendsnel tot de standaard van twee kinderen gekrompen. Als ouder op verjaardagen en partijen verantwoording moeten afleggen voor de schoolprestaties van je kroost was voor die tijd eigenlijk nooit een probleem geweest. Tussen de grotere kindertallen liepen er nu eenmaal altijd een paar rond die minder goed komen meekomen. Die hoorden er gewoon bij. Maar als je er maar twee had, en je moest bekennen dat die er weinig van bakten, werd je toch meewarig aangekeken. Nu er zoveel tijd beschikbaar was, moest het kind wel tot project worden.
In de afgelopen jaren zijn ze in alle mogelijk varianten voorbijgekomen: de leveranciers van alternatieven voor hyperparenting. Ze hadden gemeen dat ze een rigoureus herstel van autoritaire verhoudingen predikten inclusief een overenthousiaste rehabilitatie van de harde hand. Dat gold voor de Chinees-Amerikaanse Amy Chua met haar boek Battle Hymn of the Tiger Mother in 2011 en voor de Frans-Amerikaanse Pamela Druckerman met haar boek Bringing up Bébé in 2012. Dat geldt ook voor columnist Sheila Sitalsing, die zich in 2015 aansluit bij het pleidooi van de Surinaamse cabaretier Roué Verveer in diens boek Waarom? Daarom!
Regelmatig pieker ik me suf om me een puzzeltje te herinneren dat ik lang geleden in een boekje met allerlei wiskundige vraagstukjes tegenkwam. Ik weet nog dat het over een schatrijke oosterse prins ging, die een groot aantal bijzondere diamanten bezat en doodsbenauwd was dat boeven er met zijn schat vandoor zouden gaan. Zijn raadsheer was zo goed geweest om hem een manier aan de hand te doen om snel te kunnen controleren of hij al zijn diamanten nog had. Hij hoefde ze niet stuk voor stuk na te tellen – dat zou heel veel tijd gekost hebben – maar één blik aan de bovenkant van de kist volstond om te checken of ze er nog allemaal inzaten. De opdracht aan de lezer was om te achterhalen welke truc de sluwe raadsheer had bedacht om de prins bij zijn dagelijkse controle te laten denken dat er niets miste, terwijl in werkelijkheid een flink deel van de diamanten in de zakken van de raadsheer verdween.
Al jaren voer ik een verbeten strijd tegen de amerikanisering van emoties. Tegen de sportverslaggever, die altijd maar wil weten wat er door de kampioen heenging en ons daardoor opzadelt met onbeholpen antwoorden. Tegen de talkshowhost, die eigenlijk alleen als geslaagd geldt als hij zijn gast aan het janken heeft weten te krijgen. Vóór de burgemeester, die gewoon zegt dat het zijn werk is, als hem gevraagd wordt of hij het moeilijk vond om die toespraak aan het begin van die stille tocht te houden. Vóór een opvoeding, waarin we kinderen leren zich groot te houden en het niet onmiddellijk op een blèren te zetten als ze op hun knie vallen. Vóór een nieuwe editie van de Dikke van Dale waarin het woord ‘wow’ niet meer voorkomt.
Wat mijn leven als pedagoog zo lastig maakt, is dat iedereen verstand van opvoeding heeft. Iedereen heeft op school gezeten en iedereen heeft wel een nichtje of neefje met ADHD. Daarom is mijn bijzondere deskundigheid als pedagoog een stuk minder vanzelfsprekend dan die van andere academici. In mijn zwakke momenten denk ik wel eens: was ik maar psycholoog of kernfysicus, daar nemen leken meestal nog wel iets van aan. Omdat pedagogiek bij uitstek een discursief vak is, ben je als pedagogisch deskundige per definitie tot discussie veroordeeld. Als je dat niet bevalt, moet je een ander vak kiezen.
Eind jaren zestig van de vorige eeuw ging er een mop rond. Het verhaal van de mop bood een heldere blik in de niet al te verre toekomst van toen. Het verhaal ging zo. ‘Op een vakbondsvergadering in het jaar 2000 ligt een belangrijk besluit voor. De automatisering heeft de mens inmiddels zoveel werk uit handen genomen dat er nog maar één dag in de week gewerkt zal hoeven worden. Na lang intern beraad stelt het vakbondsbestuur voor om daarvoor de woensdag aan te wijzen. Op het moment dat de voorzitter het voorstel in stemming wil brengen klinkt er geroezemoes van achter uit de volgepakte zaal. Er is iemand opgestaan die nog iets wil vragen. De man loopt naar de microfoon en roept: “Ik begrijp het voorstel toch wel goed? U bedoelt toch niet de hele woensdag?”’
En daar was ’ie plotseling weer, de discussie over de pedagogische tik. Gelukkig niet naar aanleiding van een preek van een orthodoxe dominee, die openlijk zijn eigen hardhandige opvoedingsgedrag op grond van een Bijbeltekst verdedigde, zoals vijf jaar geleden. Nu vormde een stevig onderbouwde opiniebijdrage in het tijdschrift Medisch Contact van 12 juni jongstleden onder de titel ‘Pedagogische tik niet per se slecht’ de aanleiding. Na de opname van het verbod op de pedagogische tik in het Burgerlijk Wetboek in 2007 was het verder betrekkelijk rustig geweest rond het door velen gewraakte opvoedingsmiddel.
Er zijn nogal wat adviesorganen die jaarlijks rapporteren. Voor de onderwijsinspectie geldt dat zij ook in haar jaarverslag 2012-2013 weer een aantal accenten legt, waarmee ze de gewone burger weet te bereiken. Dit jaar leverde het gegeven dat de Nederlandse leerling nagenoeg de minst gemotiveerde van de wereld is een zeer levendige discussie op. Alle landelijke dagbladen besteedden er meerdere pagina’s aan en de deskundigen, de ouders en de leerlingen rolden over elkaar heen. De opvatting dat er aan de kwaliteit van de cijfers getwijfeld moet worden ben ik het minst tegengekomen, maar er waren commentatoren die op die manier de lage score toch in één klap weer in een hoge wisten om te zetten. Vooral voor leerlingen in het voortgezet onderwijs gaat in Nederland de grootste interesse niet in de eerste plaats uit naar wat er op school te leren valt. Dat is overal zo, maar de Nederlandse tieners komen daar nu eenmaal het eerlijkst voor uit en weigeren sociaal wenselijke antwoorden te geven. Dus als het om eerlijkheid gaat, blinken ze juist weer uit, die Nederlandse leerlingen. Niet slecht gevonden vind ik
In de politiek is de roep om meer onderzoek nogal eens verdacht. Vaak is het voor een parlementariër zelfs de manier bij uitstek om een voorstel van de regering dat hem niet bevalt op de lange baan te schuiven. Toch, wanneer onderwijsminister Bussemaker straks met haar reactie op het adviesrapport Flexibel onderwijs voor volwassenen komt, zal het mij een lief ding waard zijn als een meerderheid van de Tweede Kamer op gericht extra onderzoek zal aandringen. Het rapport schiet wat onderbouwing betreft duidelijk tekort.
Begin januari maakte staatssecretaris Dekker van Onderwijs de namen bekend van de twaalf basisscholen die zijn uitverkoren om komend jaar mee te doen met de proef van tweetalig onderwijs. Leerlingen ontvangen vanaf groep 1 minstens de helft van de tijd instructie in het Engels. In 2015 komen er nog eens acht scholen bij. Ook wordt er gewerkt aan een wetsvoorstel dat alle basisscholen toestaat om vanaf groep 1 zo’n vier uur per week Engels als instructietaal in te voeren. Nu bestaat er nog slechts een verplichting om Engels te geven in de groepen 7 en 8.
Op 14 oktober jl. hield minister-president Rutte de Drees-lezing Sterke mensen, sterk land. Over het bezielend verband in de samenleving. Daarin gaf hij meer inhoud aan zijn visie op de toekomstige samenleving dan hij op 2 september in de Schoo-lezing Nederland bij de tijd brengen: verandering én zekerheid had gedaan. Toen had hij zich conform zijn liberale opvattingen uitdrukkelijk wars van elke vorm van een blauwdruk getoond. Nu werkte hij het idee van de participatiesamenleving nader uit, dat hij bij het samenstellen van de troonrede de nieuwe koning in de mond had gelegd en dat in de publieke discussie zoveel reacties had opgeroepen.
Eind augustus las ik in een advertentie in een landelijk dagblad dat drs. Hanni van der Sluijs, oud-lerares Frans van het Utrechts Stedelijk Gymnasium, op 81-jarige leeftijd was overleden. Uit het korte bijschrift maak ik op dat haar levenseinde in mist gehuld is geweest. Mij staat juffrouw Van der Sluijs nog altijd helder voor de geest.
Als het om het aantal bijzondere verzoeken gaat voel ik mij de gelukkigste pedagoog van Nederland. Zo werd mij bijvoorbeeld begin dit jaar gevraagd een bijdrage te leveren aan De nacht van de Krakeling. In het kader van het vijftigjarig bestaan van het Amsterdamse Jeugdtheater was op 28 maart een manifestatie voorzien die tot het ochtendgloren zou duren. De aanleiding van het verzoek betrof de door theatermaakster Liesbeth Colthof ervaren groeiende terughoudendheid bij ouders.
Omdat we maar beperkte ruimte hebben, bespreken we in PiP eigenlijk alleen boeken die we willen aanprijzen. Dat betekent niet dat in onze rubriek ‘Warm aanbevolen’ de kritische kanttekeningen ontbreken, maar wel dat we de daar gerecenseerde boeken het lezen waard achten. Het komt dus zelden voor dat we aandacht besteden aan boeken waarvoor we willen waarschuwen.
Wetenschappelijke vooruitgang zorgt in het algemeen niet voor oplossingen van ethische problemen, maar creëert ze meestal. In de medische wetenschap zijn daarvan voorbeelden te over. Hoe nauwkeuriger we de ontwikkeling van de ongeboren vrucht kunnen volgen, hoe groter het aantal beslismomenten waarmee we worden opgezadeld om eventuele toekomstige afwijkingen te voorkomen.
In het interview met Trouw-journaliste Iris Pronk in PiP 71 wordt mijn vermoeden bevestigd dat de trend van een nieuwe generatie ouders om strenger te willen zijn in de opvoeding is ingegeven door de groeiende drukte van de moderne tweeverdiener.
Begin jaren negentig werd ik gebeld door mijn nu 95-jarige moeder. Of ik naar de televisie zat te kijken. Het was de allereerste keer dat er op de Nederlandse televisie uitgebreid aandacht aan pesten werd besteed. Bij mij stond de televisie op dezelfde zender, maar ik had niet in de gaten dat het programma ook over mij ging.
Ruim twee jaar geleden heb ik omstandig gewaarschuwd voor de hersenhype. Het ging me daarbij vooral om de al te snelle conclusies voor opvoeding en onderwijs die men alom uit de overigens zeer interessante ontwikkelingen in de neurowetenschappen meende te kunnen trekken. De Leidse hoogleraar neurocognitieve ontwikkelingspsychologie Eveline Crone vertrouwde me toen overigens toe, dat ze die zorg met mij deelde. Ik mocht van haar aan de hele wereld vertellen dat zij zelf ook voor de hersenhype in het onderwijs waarschuwde. Ondertussen had haar bestseller Het puberende brein die hype wel mede veroorzaakt.
Is het niet merkwaardig dat we met de Tweede Kamerverkiezingen voor de deur en zoveel noodzaak tot bezuinigen nauwelijks enig idee hebben hoeveel miljard euro de opheffing van de verzuiling op religieuze grondslag in het onderwijs de staatskas zou kunnen opleveren?
'Ik ga je leven veranderen', schreeuwt professor Walter Lewin tegen Matthijs van Nieuwkerk en zijn merkwaardig trillende hoofd komt gevaarlijk dicht in de buurt van dat van de televisiepresentator. Lewin is voor de tweede keer op bezoek in De Wereld Draait Door, nu om zijn nieuwe boek Gek op natuurkunde aan te prijzen.
Verwende kinderen zijn vervelende kinderen. Het is niet plezierig om ze in de buurt te hebben. Ze dragen hun ontevredenheid actief uit en het is eigenlijk onbegonnen werk om ze in een aangenamere stemming te brengen. Ja, als je ze hun zin maar geeft, dan is het weer goed. Voor even dan. Want ongenoeglijkheid is hun basishouding. En ze weten dat hun ouders uiteindelijk weer zullen toegeven. Dus ze zeuren door, denken alleen aan zichzelf en zijn niet van plan om met wie dan ook rekening te houden.
Het Sociaal Cultureel Planbureau stelde begin januari vast dat de Nederlandse belastingbetaler met zijn investeringen in het basisonderwijs geen waar voor zijn geld krijgt. Het basisonderwijs ontvangt 3,8% meer belastinggeld per jaar, dat is 75% meer belastinggeld over de afgelopen vijftien jaar (alles gecorrigeerd voor inflatie), maar het wordt er naar het oordeel van de onderzoekers beslist niet beter op. Door meer leerkrachten aan te stellen werd tussen 2003 en 2007 bereikt dat de klassen kleiner werden. Maar dat heeft volgens het SCP niet geleid tot verbetering van de leerresultaten.
Eind november stuurde kinderombudsman Marc Dullaert een brandbrief naar de Tweede Kamer over de falende aanpak van kindermishandeling. Hij baseert zijn advies op twee rapporten die zijn opgesteld door een dertigtal organisaties.