Pedagogiek
in praktijk

Tweekindpolitiek (Redactioneel PIP 108, april 2019)

Dat het voor kinderen zielig zou zijn om zonder broertjes en zusjes te moeten opgroeien, is lang een algemeen aanvaard idee geweest. Maar voor de ‘alleen is maar alleen’-aanklacht bestaat eigenlijk al heel lang geen echte grond meer.

Uit een overzicht van onderzoek uit begin jaren tachtig herinner ik me dat van enig kinderen hooguit gezegd kon worden dat ze wat assertiever waren. Dat was misschien nog wel positief ook. Nu bijna veertig jaar later bijna alle jonge kinderen, als ze enig kind zijn, ook in Nederland op de kinderopvang al leeftijdgenootjes tegenkomen, is er wat dat betreft helemaal geen reden meer om je als ouder zorgen te maken. Ooit was onderzoek naar de gevolgen van de plaats in de kinderrij voor de persoonlijkheid en andere eigenschappen erg populair. Die kinderrij is alweer zo’n halve eeuw tot een lengte van twee beperkt. Lynn Berger meldt in haar veelbesproken boek De tweede. Over het zijn en krijgen van een tweede kind wel dat de eerste steevast een drietal punten hoger scoort op een IQ-test dan de tweede. En wat blijkt? Dat verschil is volledig toe te schrijven aan verwachtingen van de ouders, aan het beroemde pygmalion-effect zeg maar. Ouders ‘maken’ de oudsten slimmer dan de jongsten, omdat ze denken dat ze slimmer zijn. Het vooroordeel blijkt nog altijd te bestaan.

Er zijn wel meer standaardvooroordelen over de verschillen tussen het eerste en het tweede kind, die wat Berger betreft bij het grofvuil kunnen. Dat de eerste altijd jaloers zou zijn op de tweede, omdat bij de komst van broer of zus aanvankelijk alle aandacht naar die nieuwgeborene uitgaat en de aandacht vanaf dat moment definitief moet worden gedeeld, blijkt onjuist. Hier blijken opnieuw verwachtingen in het geding. Moeders met slechte herinneringen aan hun relatie met hun eigen broer of zus blijken zich veel harder in te zetten om een goede band tussen hun kinderen te creëren dan moeders die zo’n goede band op grond van eigen ervaring vanzelfsprekend vinden. Berger presenteert een scala aan bijzondere ontwikkelingspsychologische feiten. Ze klinken stuk voor stuk nog plausibel ook. Probleem met de huidige staat van de psychologie is dat er morgen mogelijk uitkomsten van onderzoek worden gepubliceerd die het tegendeel voor waar aanprijzen.

De tweede is een boek van een journaliste, die in een boeiend relaas over een probleem waar ze in haar eigen leven tegenaan loopt, de psychologische literatuur induikt. Het is heel interessant om na te gaan of ze de lezer die zich afvraagt of ze nu wel of niet aan een tweede kind moet beginnen, met die wetenschappelijke excursies echt verder helpt.

Ik ben geneigd om een van Bergers feiten met kracht tegen te spreken, op grond van wat ik door de jaren heen heb waargenomen. Volgens Bergers wetenschappers ben je aan het opvoeden van twee kinderen nauwelijks meer tijd kwijt dan aan het opvoeden van één kind. Ook recente navraag leerde me nog eens dat ouders zich, zodra de tweede er is, niet meer kunnen voorstellen dat ze het opvoeden van dat ene kind ooit als zwaar hebben kunnen ervaren. Ze ervaren de opvoeding van twee kinderen, die zich in verschillende fasen van de ontwikkeling bevinden, juist als meer dan twee keer zo zwaar. Volgens Bergers wetenschappers echter gaat het gewoon om schaalvergroting. Een kwestie van efficiëntie dus.

De weg naar de opvang wordt van de tweede niet twee keer zo lang. De verzorging van twee kost nauwelijks meer tijd dan die van één. Maar als het om de beleving gaat, kun je er volgens mij beter gewoon naar vragen. Dat het er bij de opvoeding van de tweede een stuk relaxter aan toe zou gaan, wil ik wel geloven. Volgens Berger laten ouders principes varen die bij de aanpak van de eerste als belangrijke uitgangspunten golden. De tweede mag vaker televisiekijken en wordt minder vaak voorgelezen.

Dat drukke tweeverdieners het vaker dan voorheen bij één kind laten, is onmiskenbaar. Het is zeer de vraag of de bijdrage van psychologie en pedagogiek aan die verandering wel zo groot is geweest. Het ligt meer voor de hand dat wat dat betreft economische veranderingen van doorslaggevende betekenis waren. Die economische veranderingen hebben de emancipatie van de vrouw gedragen. Zij ging haar eisen stellen en de maatschappelijke acceptatie paste zich daaraan aan. In 1979 werd in China de eenkindpolitiek ingevoerd. Sinds een aantal jaren is daar het verbod op het tweede kind losgelaten. Maar dat heeft niet betekend dat ouders massaal tot het nemen van het tweede kind zijn overgegaan. Ook hier geven economische condities de doorslag. Aan de ene kant geldt dat het onbetaalbaar is om aan twee kinderen alle kansen te bieden. Aan de andere kant heeft de periode dat de eenkindpolitiek van kracht is geweest een generatie hoogopgeleide vrouwen opgeleverd die ervoor past om voor twee kinderen te zorgen.

Bas Levering, hoofdredacteur

 

Lynn Berger (2019). De tweede. Over het zijn en krijgen van een tweede kind. De Correspondent. ISBN 9789082821697; 184 pagina’s; € 20,00.



Naar homepage


Bas Levering,