Pedagogiek
in praktijk

De smartphone thuis of in de kluis en ook nog van de fiets? (Redactioneel PIP 104, september 2018)

Op 1 september is in Frankrijk het algehele smartphoneverbod op scholen ingegaan. Eind juli werd het regeringsvoorstel door het parlement aangenomen. In de klassen op de collèges (11 tot 15 jaar) waren ze al verboden, nu mogen ze niet eens meer mee naar school. Ze moeten in ieder geval worden uitgezet. De hele oppositie was tegen en sprak smalend over een onuitvoerbare verkiezingsbelofte van president Macron.

In Nederland zal het zover niet komen. Toen afgelopen december het voorstel van de Franse regering bekend werd, liet minister Slob (CU) voor de RTL-microfoon desgevraagd weten dat hij geen plannen in dezelfde richting had. Hij achtte de scholen en de leraren verstandig genoeg om eigen regels rond het smartphonegebruik op te stellen. In de praktijk zijn er grote verschillen tussen scholen, maar die hebben maar weinig met de persoonlijke coulance van de minister te maken. In Frankrijk kan zo’n besluit op landelijk niveau genomen worden; wij hebben onze vrijheid van onderwijs. Arie Slob heeft er gewoon niet zoveel over te zeggen.

Richard Murphy en Louis-Philippe Beland van de London School of Economics publiceerden ruim drie jaar geleden resultaten van vergelijkend onderzoek, waaruit bleek dat de eindexamenresultaten van scholen met een smartphoneverbod 6,4 procent hoger uitvallen. Veelzeggend is dat scholieren met een leerprobleem zelfs 14 procent hoger scoorden dan het landelijk gemiddelde in hun categorie. De onderzoekers concludeerden dat moeilijk lerende kinderen sneller afgeleid zijn. Zo’n conclusie is misschien wat snel getrokken, maar het verschil is groot genoeg om er consequenties voor de praktijk aan te verbinden.

In 2005 hield Piet Kommers bij Fontys Hogescholen zijn intreerede als lector Educatieve functies van ICT onder de titel ‘De les begint: mobieltjes aan.’ Het was één lofzang op de mogelijkheden van de smartphone, die zich toen nog slechts aandienden en die ons inmiddels meer dan vertrouwd zijn. Met dat ding bij de hand leren we tegenwoordig inderdaad allemaal altijd en overal, maar de smartphone is ook een stoorzender en afleider zonder weerga. Er zijn onderwijsvormen die alleen gedijen als de smartphones in geen velden of wegen te bekennen zijn; er zijn er ook die juist door die technologie mogelijk worden gemaakt. Een totaalverbod is zeker niet de enige optie, je kunt ze ook de toegang tot bepaalde lessen ontzeggen. (De meeste gezinnen slagen er ook in om het apparaat aan de eettafel te verbieden.) De grote verschillen in smartphonebeleid die de Nederlandse onderwijswetgeving creëert, maakt goed vergelijkend onderzoek mogelijk.

Eind vorig jaar kondigde minister van Infrastructuur en Waterstaat Van Nieuwenhuizen (VVD) aan om in de loop van 2018 met een wetsvoorstel te komen over het smartphonegebruik op de fiets, inclusief boetebedragen. (Haar voorgangster had ook al voorstellen aangekondigd.) De maatregelen zouden moeten ingaan per 1 januari 2019. Veruit de meeste Nederlanders willen in ieder geval het appen op de fiets verbieden. In de politiek is er een groot draagvlak voor dergelijke verbodsmaatregelen. Van Nieuwenhuizen stelt als voorwaarde dat een verbod helder en te handhaven moet zijn.

Het oordeel van 75 procent van de Nederlanders, dat appen op de fiets levensgevaarlijk is, wordt echter tegengesproken door wetenschappelijk onderzoek. VeiligheidNL stelde vast dat appen op de fiets nauwelijks bijdraagt aan de ongevallenstatistiek. Het gaat slechts bij 1,2 procent van de slachtoffers die op de eerste hulp zijn beland om smartphonegebruikers. Praten met een medefietser (11 procent) of muziek luisteren, al dan niet met koptelefoon op (3 procent), zouden gevaarlijker zijn. Op deze manier van vaststellen van het risico is wel het een en ander aan te merken, maar geldt dat ook voor het onderzoek onder 2000 fietsers van Bert van Wee (TU-Delft) en Agnieszka Stelling (SWOV) van afgelopen januari? Zij stelden niet alleen vast dat het aantal ongelukken door appen inderdaad verrassend laag ligt, ze hebben ook suggesties voor verklaringen. Appers op de fiets hebben bijzondere karakteristieken en vertonen allerlei vormen van compenserend gedrag. Ze kijken mogelijk juist beter om zich heen en rijden in ieder geval minder hard. Het zijn zeer waarschijnlijk de betere fietsers.

Sterker nog: er is volgens de onderzoekers geen sluitend bewijs dat er een verband is tussen telefoongebruik en fietsongevallen. Dat is juridisch gezien een belangrijk argument tegen een wettelijke maatregel. Navraag bij het ministerie voor Infrastructuur en Waterstaat leerde mij dat er nog geen tekst van een wetsontwerp ligt. Het lijkt onhaalbaar om de route langs de Raad van State, Tweede en Eerste Kamer nog voor 1 januari 2019 af te leggen. Alhoewel, zo zei me de jonge voorlichtster: ‘Het kan ook heel snel gaan. Kijk maar naar het afschaffen van de basisbeurs.’

Bas Levering, hoofdredacteur



Naar homepage