Pedagogiek
in praktijk

Een nieuwe lente, een oud vertrouwd geluid (Redactioneel PiP 76, december 2013)

Op 14 oktober jl. hield minister-president Rutte de Drees-lezing Sterke mensen, sterk land. Over het bezielend verband in de samenleving. Daarin gaf hij meer inhoud aan zijn visie op de toekomstige samenleving dan hij op 2 september in de Schoo-lezing Nederland bij de tijd brengen: verandering én zekerheid had gedaan. Toen had hij zich conform zijn liberale opvattingen uitdrukkelijk wars van elke vorm van een blauwdruk getoond. Nu werkte hij het idee van de participatiesamenleving nader uit, dat hij bij het samenstellen van de troonrede de nieuwe koning in de mond had gelegd en dat in de publieke discussie zoveel reacties had opgeroepen.

 

 In de troonrede was het idee van de participatiesamenleving conform die liberale visie nog slechts als uitkomst van een onomkeerbaar maatschappelijk proces beschreven: ‘Het is onmiskenbaar dat mensen in onze huidige netwerk- en informatiesamenleving mondiger en zelfstandiger zijn dan vroeger. Gecombineerd met de noodzaak om het tekort van de overheid terug te dringen, leidt dit ertoe dat de klassieke verzorgingsstaat langzaam maar zeker verandert in een participatiesamenleving. Van iedereen die dat kan, wordt gevraagd verantwoordelijkheid te nemen voor zijn of haar eigen leven en omgeving.’

In de Drees-lezing verzet de minister-president zich tegen de aantijging dat er achter zijn idee van de participatiesamenleving een geheime bezuinigingsagenda schuil zou gaan. Het beleid sluit volgens hem aan bij de behoefte van mensen om meer zelf te doen. Dat is de volgorde. Maar de voorbeelden die hij geeft om aan te tonen dat er van alles aan het verschuiven en veranderen is in de manier waarop mensen individueel en groepsgewijs steeds meer zaken in eigen hand nemen zijn ronduit teleurstellend. Hij heeft het over de senioren van vandaag die de wens te kennen geven langer zelfstandig thuis te willen blijven wonen. Hij heeft het over hun kinderen en hun buren die blijkbaar bereid zijn om daarbij de helpende hand te bieden en over de betrokken overheidinstanties en zorginstanties die daar hun regelingen en voorzieningen op hebben aangepast. Maar hier spreekt de minister-president van de emancipatiebeweging onder ouderen waarvan de winst in klinkende munt al vanaf het begin van de jaren negentig van de vorige eeuw op de rijksbegroting is ingeboekt. Heel erg oud nieuws dus. Nu twintig jaar later lopen we tegen het probleem aan dat we met het langer zelfstandig wonen van de ouderen de periode van echte afhankelijkheid alleen maar hebben uitgesteld.

Jo Hermanns startte zijn bijzonder hoogleraarschap op de Kohnstamm-leerstoel vier jaar geleden in 2009 met zijn oratie getiteld Het opvoeden verleerd. Daarin figureerde het gegeven van de explosief gegroeide specialistische jeugdzorg al als schrikbeeld. Eén op de zeven jeugdigen had toen iets te maken met instellingen voor specialistische jeugdzorg. Tussen 2000 en 2009 was het aantal kinderen dat een indicatie voor jeugdzorg kreeg verdubbeld van 40.000 naar 90.000. Er was vooral sprake van een explosieve toename van de ambulante zorg, terwijl de aantallen kinderen in de dagbehandeling en de residentiële zorg nauwelijks waren afgenomen. De belofte dat de noodzaak van zware vormen van hulp afgevangen zou worden door lichtere vormen van hulp was dus absoluut niet ingelost.

In zijn afscheidscollege begin oktober 2013 kondigde Jo Hermanns Een nieuwe pedagogische lente aan. Hij propageerde daarin het wraparound-caremodel dat volgens hem heel goed bij de uitgangspunten van de stelselherziening van de jeugdzorg past. De daadwerkelijke uitvoering wordt per casus afgestemd. Het leidt tot een manier van werken die én werkt met één plan, én community based werkt, én werkt met de eigen kracht van gezinnen, én sociale netwerken activeert, én de samenwerking regisseert én, indien nodig, gebruik maakt van specialistische hulp.

In de op handen zijnde transitie van de jeugdzorg wordt de winst van de nieuwe manier van werken ingecalculeerd. Bij elke decentralisatie van overheidstaken is bezuiniging uitgangspunt, maar bij deze operatie is de verwachting van het positieve effect van de andere manier van werken wel erg hooggespannen. Als het idee van ‘eigen kracht’ echt zoveel gaat opleveren, dan hebben de professionals in de jeugdhulpverlening in de afgelopen decennia het volkomen gedaan. Voor de rechtgeaarde pedagoog is ‘eigen kracht’ niet iets nieuws, maar principieel uitgangspunt. Een pedagoog die zelfstandigheid in de weg staat is een contradictio in terminus.

‘Dat doen we al’ is een standaardreactie op de nieuwe aanpak die Hermanns uit de monden van instellingsmanagers in de jeugdzorg op de nieuwe aanpak optekent. Dat klinkt weinig bemoedigend. We gaan het proces en de discussie in Pedagogiek in Praktijk Magazine de komende tijd nauwgezet volgen. We houden ook scherp in de gaten of de belofte wordt ingelost dat de kinderen en de ouders die niet buiten die gespecialiseerde hulp kunnen, die benodigde hulp blijven krijgen. 



Naar homepage