Pedagogiek
in praktijk

Met opvoedcursussen kun je kindermishandeling niet voorkomen (Redactioneel PiP 64, december 2011)

Eind november stuurde kinderombudsman Marc Dullaert een brandbrief naar de Tweede Kamer over de falende aanpak van kindermishandeling. Hij baseert zijn advies op twee rapporten die zijn opgesteld door een dertigtal organisaties.

Door Bas Levering

In september publiceerde onderzoekers van de Universiteit Leiden nieuwe cijfers over de omvang van het probleem. In hun analyse kwam het jaarlijks aantal op 118.000 uit, een toename van 10%. Het gaat hier om meldingen van gevallen van slaan, misbruik of verwaarlozing. Wat die stijging zegt over de feitelijke omvang van kindermishandeling is niet bekend. Professionals, maar ook gewone burgers zijn de afgelopen jaren op allerlei manieren opgeroepen om sterke vermoedens bij de Advies- en Meldpunten (AMK's) te melden, maar daar wringt nu precies de schoen. Met dat melden lijkt het steeds beter te gaan, maar vervolgens blijft de hulp nogal eens uit. En als een melding wel doorkomt, kan de duur van de onderzoeksperiode wel tot veertig weken oplopen. Daar moet de Tweede Kamer de regering inderdaad stevig op aanspreken. Het is dus heel goed dat de kinderombudsman die brief heeft geschreven.

Een grote vergissing vind ik het echter dat Dullaert in verband met de bestrijding van kindermishandeling opvoedcursussen aanbeveelt. Hij wil dat het volgen van opvoedcursussen de gewoonste zaak van de wereld wordt. 'Zoals vrouwen ook op zwangerschapsgym gaan moet het normaal zijn om naar een opvoedcursus te gaan,' zei hij op 24 november in een gesprek met het Algemeen Dagblad. En daarmee haalde hij de discussie over verplichte opvoedcursussen weer van stal. Hij zegt weliswaar nadrukkelijk dat hij wil dat de deelname aan opvoedcursussen op vrijwillige basis geschiedt, maar de morele druk die van zijn pleidooi uitgaat, is onmiskenbaar. Wat je ook mag denken van het nut van algemene opvoedcursussen, als het om de bestrijding van kindermishandeling gaat, is het een verkeerd middel. De ombudsman wijst op de goede ervaringen in Noorwegen en Zweden. Maar het directe verband dat hij legt tussen het vrijwillig volgen van opvoedcursussen en een verlaging van de omvang van kindermishandeling is wetenschappelijk onhoudbaar.

Toen André Rouvoet, we missen hem toch die minister voor Jeugd en Gezin, met zijn voorstel voor de opzet van de Centra voor Jeugd en Gezin kwam, sprak hij over een laagdrempelige voorziening waar ouders konden aankloppen voor hulp als het in de opvoeding iets minder goed liep. In dat 'laagdrempelige' klonk de vrees door dat ouders anders niet zouden komen. De meeste ouders organiseren hun opvoedingsondersteuning op andere manieren. Ook Christa Okma, Senior-adviseur en hoofdtrainer Triple P bij het Nederlands Jeugd Instituut, wees er op in een gesprek met Joost Eerdmans in het radioprogramma Avondspits. Ouders die het risico lopen op het mishandelen van hun kinderen worden vaak niet bereikt met algemene opvoedcursussen. Die ouders hebben meer nodig dan algemene opvoedinformatie. Het aanbod moet volgens Okma juist aan die risicofactoren worden aangepast. Met andere woorden: met een algemene opvoedcursus voor iedereen bestrijd je het probleem van kindermishandeling niet.

De vraag dringt zich op waarom de Nederlandse kinderombudsman niet te rade is gegaan bij zijn Vlaamse collega. Die bracht afgelopen september een veel beter afgewogen advies uit onder de titel Geweld, gemeld en geteld. Aanbevelingen in de aanpak van geweld tegen kinderen en jongeren, waarin de kinderen en jongeren ook zelf nadrukkelijk aan het woord komen. (Te downloaden via www.kinderrechtencommissariaat.be). De Nederlandse kinderombudsman is net begonnen, het Vlaamse Kinderrechtencommissariaat heeft al meer dan twaalf jaar ervaring. Maar Dullaert had ook advies kunnen vragen aan Micha de Winter die er al jaren op hamert dat kindermishandeling in Nederland veel te veel als gezinsprobleem wordt gezien. Daardoor blijven sociale en maatschappelijke achtergronden buiten beeld en worden mogelijke oplossingsrichtingen die wel zoden aan de dijk zetten, ongebruikt gelaten. De Winter legt ook in het kader van de bestrijding van kindermishandeling de nadruk op het tegengaan van individualisering en anonimiteit in straten en buurten. Consultatiebureaus, CJG's en scholen zouden in die aanpak een belangrijke rol moeten vervullen Maar ombudsman en Tweede Kamer denderen door op het door Rouvoet ingezette pad.



Naar homepage