Pedagogiek
in praktijk

Aan de vrijheid van onderwijs zal weer niet worden getornd. (REDACTIONEEL PIP 120, 2021)

In het regeerakkoord van dat ‘eens, maar nooit weer’-kabinet van VVD en CDA met gedoogsteun van de PVV, dat vanaf 14 oktober 2010 tweeënhalf jaar bestond, stond woordelijk k: ‘Aan de vrijheid van onderwijs zoals gewaarborgd door art. 23 van de Grondwet, wordt niet getornd.’ In de onderhandelingen had de PVV haar programmatische kernpunt ‘islamitische scholen moeten dicht’ moeten laten vallen.
Aan de vrijheid van onderwijs zal weer niet worden getornd. (REDACTIONEEL PIP 120, 2021)

Sinds de jaren zeventig was er in Nederland nogal triomfantelijk gedaan over Artikel 23 als dé oplossing voor de problemen van de multiculturele samenleving. De PVV was voorstander van de vrijheid van onderwijs, ook voor orthodox-protestantse en -joodse scholen, maar wilde de islamitische school ervan uitsluiten. Wel wist Wilders het probleem van de zwakke scholen aan de orde te stellen. Uit onderzoek was gebleken dat vooral islamitische scholen zwak waren qua bestuurskracht, onderwijskwaliteit, burgerschapsvorming en rechtmatige besteding van middelen, maar dat gold ook voor scholen met een zogeheten ‘vernieuwend onderwijsconcept’. In het regeerakkoord kwam te staan dat van scholen werd verwacht dat ze veel aandacht aan integratie zouden geven. 

D66
D66 leek altijd meer oog te hebben voor het problematische karakter van Artikel 23, maar dat valt in retrospectief flink tegen. Alleen in het lijsttrekkersdebat in 2005 was dat het enige punt van discussie. Daarin pareerde de uiteindelijke winnaar Alexander Pechtold de aanval van Lousewies van der Laan op het islamitisch onderwijs met het argument dat scholen op de Veluwe veel sektarischer waren. Hij zag islamitisch onderwijs, net als CDA, VVD en PvdA, als een manier om de integratie in de Nederlandse samenleving makkelijker te maken. Terwijl alles erop wees dat het zo niet werkte.

Vandaag de dag is de kwaliteit van ons onderwijs in veel meer opzichten een probleem. Op nagenoeg alle internationale lijstjes is Nederland danig weggezakt. In ‘De staat van het onderwijs’ maakt de onderwijsinspectie er jaar na jaar gewag van. De in 2006 ingevoerde wettelijke plicht tot het geven van burgerschapsonderwijs is sindsdien door reformatorische en islamitische scholen systematisch verzaakt. Ze hebben heftig tegen de invoering geprotesteerd en bleven daarna onder verwijzing naar Artikel 23 van oordeel dat ze wat dat betreft eigenlijk nergens toe te verplichten waren.

Arie Slob
Hoe hardnekkig defensief en problematisch het denken in termen van autonomie en aversie tegen overheidsinvloed van orthodoxe bij zondere scholen is, bleek eind vorig jaar nog eens uit de zwalkende reacties van ChristenUnie-minister voor onderwijs Arie Slob op de in reformatorische kring gehanteerde ‘antihomoverklaring’. Nadat hij had verklaard dat scholen de ‘grondwettelijke vrijheid’ hebben om dergelijke verklaringen te gebruiken en er in het land en in de Tweede Kamer een fikse storm opstak, haalde hij schielijk bakzeil. In het geval van verklaringen die ouders op sommige reformatorische scholen moeten ondertekenen, gaat Slob inmiddels na of ze in strijd zijn met de zorg voor een veilige schoolomgeving. Let op: nadrukkelijk niet vanwege het conflict met Artikel 1 van de Grondwet, waarin geregeld is dat discriminatie op welke grond dan ook verboden is.

Een nieuwe storm stak op na de publicatie op 26 maart 2021 in NRC van een reportage over de reformatorische scholengemeenschap Gomarus in Gorkum, waar drie meisjes werden gedwongen hun homoseksuele gevoelens aan hun ouders kenbaar te maken, terwijl ze daar zelf niet aan toe waren. In afwachting van de komst van hun ouders waren de leerlingen op school opgesloten door mentoren die zij in vertrouwen hadden geïnformeerd. Dat ging zelfs de ChristenUnie en SGP te ver. In dit geval was Slob er eerder bij om onderzoek van de onderwijsinspectie aan te kondigen. Maar of dit Artikel 23 in het geding zal brengen is zeer de vraag. De bij gestelde wet op het burgerschapsonderwijs ligt ter goedkeuring voor bij de Eerste Kamer. De tekst gaat nauwelijks verder dan de volstrekt ontoereikend gebleken wetstekst uit 2006.

Vrijheid van onderwijs
Om in de verkiezingsprogramma’s van D66 een kritische noot over Artikel 23 aan te treffen moeten we terug naar 1989. Daar is te vinden dat de partij de vrijheid van onderwijs hoogacht, maar dat ze die die onvoldoende gegarandeerd ziet ‘door de historisch gegroeide en inmiddels verstarde zuilenstructuur’. Op één punt is Artikel 23 volgens het meest recente verkiezingsprogramma wel aan revisie toe. Er komt wat haar betreft een acceptatieplicht: scholen mogen leerlingen niet weigeren op basis van religie. Wat dat betreft is op 17 november vorig jaar in de Tweede Kamer samen met PvdA, GroenLinks, SP én VVD al een eerste stap gezet. Maar het heeft weinig meer weg van de actieve verbetenheid van Lousewies van der Laan die, toen minister Donner in 2004 het verbod op godslastering wilde oppoetsen, de Kamer zover kreeg om het hele artikel af te schaffen. Ook onder het vernieuwde leiderschap zal er aan de vrijheid van onderwijs niet worden getornd.
 

Bas Levering, hoofdredacteur PIP

Lees de complete PIP of losse artikelen via Kinderopvangkennis.nl, word abonnee of bestel hier het nummer in print



Naar homepage