Pedagogiek
in praktijk

Verbindende verhalen voor getraumatiseerde kinderen en jongeren in de therapeutische praktijk

Auteur: Kim S. Golding
Door: Loes Houweling

Verhalen kunnen kinderen op allerlei manieren helpen. Een mooi voorbeeld hiervan is het volgende: mijn zoon zal een jaar of drie, vier geweest zijn toen hij telkens wakker werd door dromen over draken. Op een middag vertelde ik hem het verhaal over dappere Diederik. Dappere Diederik had een magisch zwaard en dat hoefde hij alleen maar aan een draak te laten zien of deze spurtte weg, zo bang waren ze daarvoor. Dat zwaard tekende ik op een groot vel, mijn zoon kleurde het in, we knipten het uit en hingen het boven zijn bed. Tot mijn verbazing konden we daarna weer ongestoord slapen. Zonder expliciet in te gaan op het verschil tussen dromen en werkelijkheid hielp dit verhaal om de angst voor draken hanteerbaar te maken.

Kim Golding richt zich in haar boek Verbindende verhalen op een therapeutische inzet van verhalen voor getraumatiseerde kinderen en jongeren. Ze ziet verhalen als een brug tussen de innerlijke psychische werelden en de werkelijke werelden daarbuiten. De oorspronkelijk Engelse titel, Using Stories to Build Bridges with Traumatized Children, verwijst naar die brug.

Golding wil met haar boek mensen (therapeuten) over de drempel helpen om verhalen met en voor kinderen te gebruiken en te bedenken. Dat doet ze door veel voorbeelden te geven van verhalen die ze zelf in de loop van haar therapeutische praktijk voor specifieke kinderen heeft ontwikkeld. Elk verhaal wordt voorafgegaan door een beschrijving van de casus waarin het verhaal een rol speelde. Ze maakt een onderscheid tussen twee hoofdstijlen: biografische (over bestaande personen) en metaforische verhalen. Biografische verhalen zijn over het algemeen directer dan metaforische verhalen en de therapeutische situatie bepaalt wat wenselijk is. Het verhaal over Jake, die geboren is om te zorgen, is een voorbeeld van een biografisch verhaal. Het vertelt over een jongen die de taken van zijn moeder overneemt bij elk nieuw kind dat in het gezin geboren wordt, maar die daardoor uiteindelijk uitgeput raakt. Jake doorloopt een lange en moeizame weg om te leren zorg te vragen en te ontvangen met woorden in plaats van door zich te snijden. Uit de beschrijving van de casus wordt duidelijk dat het verhaal de jongen voor wie dit verhaal geschreven is zowel inzicht geeft als opties om anders te handelen.

Een voorbeeld van een metaforisch verhaal is het verhaal over Connor, de superheld: het jongetje Connor droomt over de sterke superheld die mensen redt. Maar als hij wakker is, voelt hij vooral angst. Dan komt Ronnoc in zijn leven en die laat hem zien dat hij bang mag zijn. Samen (met de stiefouders) zijn Connor en Ronnoc sterk en dapper. Dit verhaal is geschreven voor een jongen die verschillende keren van pleeg- en adoptiegezin is gewisseld. Hij lijkt verstrikt in zijn behoefte aan controle en de negatieve reacties op zijn dwingende gedragspatronen die daaruit voortkomen.

Naast het onderscheid tussen metaforische en biografische verhalen worden vijf typen verhalen onderscheiden: oplossing, therapeutisch, trauma, inzicht en leven. Voor elk type is een sjabloon om de lezer te helpen zelf verhalen te maken. Met een analyse van een aantal voorbeeldverhalen legt Golding de sjablonen verder uit. Dit laat goed zien welke elementen ze op welke manier in het verhaal aandacht geeft.

Bij elk verhaal wordt aangegeven welk type verhaal het is, de thema’s die erin aan de orde zijn en voor welke leeftijd ze ongeveer bedoeld zijn. Drie verhalen zijn voor ouders geschreven en drie voor therapeuten. Een deel van de verhalen lijken mij zeer aansprekend en goed te gebruiken. Een aantal verhalen vind ik qua taalgebruik en woordkeuze niet helemaal leeftijdsadequaat. Bij de verhalen voor ouders en therapeuten voel ik me, door een al te fantasierijke stijl, niet altijd serieus genomen. Dit neemt niet weg dat de verhalen in het boek me laten zien dat het creëren van verhalen voor kinderen makkelijker is dan ik in eerste instantie geneigd ben te denken. Op de voorbeelden kan ik variëren en aan de hand van de sjablonen in de bijlage kan ik samen met kinderen tot nieuwe verhalen komen. Goldings beoogde doelstelling met het boek – mij zelfvertrouwen geven in mijn creatieve potentieel – is hiermee geslaagd.

De casussen en bijbehorende verhalen zijn vrijwel allemaal gericht op situaties van kinderen in pleegzorg of die te maken hebben met adoptie. Uit de titel en de beschrijving op de achterkant van het boek wordt deze beperkte invulling van ‘getraumatiseerd’ niet duidelijk. Golding sluit vooral aan bij Dyadic Developmental Psychotherapy (DDP) van Becker-Weiman en Huges. Deze cognitieve gedragstherapie richt zich op de hechting tussen ouder/kind (dyade) zoals Anneke Vinke (2018) ook uitgebreid beschrijft in PiP 104. Het creëren van een therapeutische omgeving PACE (Playfulness, Acceptance, Curiosity, Empathy) speelt hierin een belangrijke rol. Het is duidelijk dat het werken met verhalen daar goed in past. PACE is ook onderwerp van een van de verhalen voor ouders. In dit aangrijpende verhaal wordt het beeld geschetst van een kind op een eenzaam vlot, waarbij de moeder over veel energie en uithoudingsvermogen moet beschikken om naast het vlot te kunnen blijven lopen. De focus op de dyade en de duiding van de problematiek als hechtingsproblematiek komt voortdurend terug. Helaas laat ze in deze ‘theoretische bespiegelingen’ weinig nuance zien.

In haar inleidende hoofdstuk vertelt Golding kort hoe ze zich bij het maken van de verhalen laat inspireren door een beeld dat ze bij een kind krijgt, of door het spel of de tekening van een kind. Hier had ik graag ook bij de bespreking van de casussen meer over gelezen. Ook heb ik behoefte aan informatie over hoe je met de verhalen te werk gaat. Slechts een enkele keer licht ze daarover iets toe, bijvoorbeeld als ze in de aantekeningen bij een deel schrijft dat de jongen het lastig vond om een bepaald deel van het verhaal over de superheld Connor te horen en hoe dat in de loop van de sessies veranderde. Het boek had aan praktische kracht kunnen winnen als de auteur meer ingegaan was op het proces tot creëren van verhalen en vervolgens het werken met de verhalen. Ook had het boek een breder bereik gehad als er meer aandacht voor de rijke (theoretische) achtergrond van narratieve therapie was geweest. Toch neemt dit niet weg dat het boek me zeker over de drempel helpt om zelf verhalen met kinderen te maken.

 

Kim S. Golding (2018). Verbindende verhalen voor getraumatiseerde kinderen en jongeren in de therapeutische praktijk. Vertaling: Mariska Hammerstein. Amsterdam: SWP.

Oorspronkelijke uitgave: Golding, Kim, S. (2014). Using Stories to Build Bridges with Traumatized Children. Creative Ideas for Therapy, Life Story Work, Dire4ct Work and Parenting. London/Philadelphia: Jessica Kingsley Publisher.

 

Achtergrondliteratuur: Vinke, A. (2018). Het bevorderen en herstellen van gehechtsheidsrelaties in gezinnen. Pedagogiek in Praktijk, 24(104), 14-18.



Naar homepage