Het gevoel tekort te schieten is inherent aan het opvoedingsproces, maar wordt ook in toenemende mate een maatschappelijk verschijnsel: ouders voelen zich tot in het absurde verantwoordelijk voor alles wat hun kinderen overkomt. Het belang van de juiste opvoedondersteuning is dan ook groter dan ooit. Kan Triple P deze steun bieden?
Voor mijn boek 'Een verpletterend gevoel van verantwoordelijkheid' interviewde ik tientallen ouders over de vraag waarom ze zich schuldig voelden. De gesprekken, waaruit een aantal fragmenten in dit artikel zijn opgenomen, laten vooral zien hoe schuldgevoelens het ouderlijke zelfvertrouwen onderuit halen, waardoor ze ook het opvoedingsproces aantasten. Ze tonen ook aan dat pedagogen en deskundigen dit schuldgevoel niet zomaar aan de kant kunnen schuiven.
Positief opvoeden?
Er is in de voorbije jaren een spanningsveld ontstaan tussen ouders, die voor hun kinderen steeds grotere inspanningen leveren en de maatschappij, die hen toch met kritiek blijft bestoken. Ook de overheid plaatst steeds vaker nadrukkelijk vraagtekens bij de competenties van ouders. De idee dat ouders onzeker zijn, leidt tot een toenemend aanbod aan opvoedingsondersteuning. Daar kun je op zich moeilijk tegen zijn. Dat ouders met hun vragen niet op een wachtlijst hoeven te staan, maar kunnen rekenen op laagdrempelige ondersteuning, is zonder meer fantastisch. Het kan gezinnen helpen om zich staande te houden of explosieve situaties te ontmijnen, op voorwaarde dat het zelfvertrouwen van ouders wordt versterkt, en niet verder onderuit wordt gehaald. Opvoedingsondersteuning kan ouders immers het gevoel geven dat ze geen vragen meer mogen hebben bij hun opvoeding. Als hun gezonde twijfels alleen nog worden gepareerd met tips en antwoorden van deskundigen, kan dat hen onzeker maken en afhankelijk van deskundigen: die weten immers zoveel beter hoe het moet.
Bovendien houdt opvoedingsondersteuning het risico in dat een aantal ouders al bij voorbaat in het kamp van de verliezers zit. Van populaire opvoedprogramma’s als Triple P (ofwel Positief opvoeden), gaan immers nogal wat dwingende waardeoordelen uit: boodschappen over wat nu precies een goed opgevoed kind is. Uit de opvoedingsdoelen die beschreven worden in het boek Positief ouderschap van Matthew Sanders, de geestelijke vader van Triple P, kan ik alleen maar begrijpen dat het gaat om het afleveren van kinderen die slagen in het leven, die zelfvertrouwen hebben, zelfredzaam zijn, goed communiceren, die hun emoties beheersen, problemen oplossen, optimistisch en sociaal aangepast zijn. Ondernemertjes in de dop, als het ware. Dat is een keuze, bepaald door de tijd en de cultuur waarin we leven en die het sterke individu op handen draagt. Groepen die daar niet aan beantwoorden, dreigen uit de boot te vallen. Bovendien is de suggestie al te makkelijk gemaakt: het programma is perfect, dus als het met deze tips nog altijd niet lukt, is het de schuld van de ouders. Ten slotte worden door Sanders nog een paar tips aangeprezen die simpelweg cru en gevoelloos zijn, omdat ze uitgaan van een soort ‘vooruit met de geit’-denken dat bij momenten stuitend is. Zo wordt er gedreigd dat depressieve ouders een risico betekenen, want ze ‘besteden vaak minder tijd aan de kinderen, houden hen niet goed in de gaten en zijn snel geïrriteerd en ongeduldig.’ Met als klap op de vuurpijl: ‘Ongeacht de oorzaken moeten ouders toch overwegen zich te laten behandelen om uit de depressie te raken en het risico voor hun kinderen te beperken.’ (Sanders, 2008). Vreemd: zouden er nu echt ouders zijn die met opzet depressief blijven?
Nog problematischer is de groeiende overtuiging dat ouders moeten worden gestraft als de kinderen niet in het gareel lopen, vanuit het absurde idee dat ouders altijd de oorzaak zijn en kinderen het gevolg. Internationaal neemt het aantal bestraffende maatregelen tegen ‘falende’ ouders toe: verplichte opvoedingsondersteuning, maar ook boetes, zelfs gevangenisstraffen en enkelbanden. Het is een trend die niet alleen grote groepen ouders marginaliseert, maar die opvoedingsondersteuning ook dreigt te herleiden tot een straf. Bovendien roept die aanpak vragen op over de grenzen van de ouderlijke verantwoordelijkheid en over de invulling van het begrip ‘criminaliteit’: ook rondhangen, spijbelen, wildplassen worden nu als crimineel bestempeld. Bovenal lijkt de overheid via de ouders vaak sociale thema’s aan te pakken. Momenteel worden vooral ouders van spijbelaars op het matje geroepen, terwijl spijbelen juist het meest voorkomt in kansarme gezinnen. Ouders worden dus – opnieuw – verantwoordelijk gesteld voor problemen waar zij vaak geen impact op hebben: huisvesting, armoede, uitsluiting, gebrek aan perspectieven.
[Extract uit: Triple P, niet altijd positief!, Kaat Schaubroeck]
LEES VERDER:
- neem een abonnement
- of download dit nummer (beschikbaar vanaf 11/10/2010)