Pedagogiek
in praktijk

Soms moet het werkelijk stil zijn…

Samenstellers: Theo Magito en Henk Sissing
Door: Ton Notten

De schooltijd is onvergetelijk voor de meesten van ons. In veel opzichten. De eerste schooldag, wellicht op de bewaarschool, later de kleuterschool. En dan kwam de lagere school, de basisschool, met evenzoveel onuitwisbare herinneringen. Bij een recente vier-generaties-reünie van mijn familie wisten veel neven en nichten na veertig tot zestig jaar nog precies de namen en de anekdotes te noemen van aangename, respectievelijk gruwelijke meesters en juffen en de plezierige en barre gebeurtenissen uit hun schooltijd. De rijtjes die je moest opdreunen, het zwemmen in klassenverband, vrijdagmiddag voorlezen, de schooltandartsbus die eens in de zoveel tijd langskwam, de gedachtespinsels over het privé-leven dat de onderwijzers misschien wel leidden, de ramen van de klaslokalen die op een zodanige hoogte begonnen dat je er niet door naar buiten kon kijken. (Bij de hedendaagse brede school, die multifunctionele accommodatie, oftewel mfa, is dat wel anders.) Spannende gebeurtenissen als de komst van Sinterklaas, het min of meer collectief treiteren van sommige klasgenootjes, een schoolreisje, een ernstig ziek of overleden klasgenootje, de rapporten en over/niet-over naar de volgende klas (ondanks een hoog cijfer voor vlijt). En ja, gesepareerde meisjes- en jongensscholen en het openbaar en bijzonder onderwijs. Ouders die op de ouderavond iets vernamen wat wij voor hen verborgen hadden gehouden. Het advies voor het vervolgonderwijs – voor en na de uitvinding van de Cito-toets.

Welaan, die school van toen waaraan sommige televisieprogramma's tegenwoordig een format ontlenen. Met anekdotes als 'wat is er van die of die terechtgekomen', 'wat was er toen al te zien aan een klasgenootje dat later zo zou…', enzovoort. Theo Magito en Henk Sissing zagen er wel meer in toen zij een bundeling maakten van zo'n 250 gedichten die allemaal over het onderwijs gaan, doorgaans direct in en om de schoolklas, onder de hoede van een juf of meester. Een verzameling, gesorteerd naar vijf periodes: vóór 1600 (één gedichtje), de zeventiende eeuw (drie gedichten), de achttiende eeuw (vijf), de negentiende eeuw (dertig) en de twintigste eeuw (samen 160, uitgesplitst over vijf periodes) en zelfs nog vijftig gedichten uit deze prille eeuw. Relatief de meeste onderwijsgedichten (150 stuks) in de bundel komen uit de laatste dertig jaar. Ze zijn gebundeld en opgedragen aan 'alle meesters en juffen, leraren en leraressen, directeuren, rectoren, bestuurders en hun beleidsmedewerkers' en van een voorwoord voorzien door mevrouw Gerdi A. Verbeet, voorzitter van de Tweede Kamer, die als dochter van twee leraren zelf ook korte tijd voor de klas stond.

De beide bundelaars hebben hun werk grondig aangepakt. Ze zorgden behalve voor een summiere datering van de gedichten ook voor een uitstekende trefwoordenlijst, met in een aantal gevallen tevens 'subtrefwoorden', en voor een alfabetische dichterslijst en de vindplaatsen van alle opgenomen gedichten. De gedichtenbundel en alles daaromheen zijn volgens hen een uitkomst voor de 'geadresseerden' wanneer die hun toespraken willen opsieren met een fijn gedicht of een subtiele aanbeveling – toespraken tot de ouders van de leerlingen, examenkandidaten (de bundel beperkt zich niet tot het primair onderwijs), en tot jubilerende of afscheidnemende collega's.

Welke dichters treffen we aan? Teveel om ze allemaal op te noemen, maar vermelding verdienen in elk geval Nicolaas Beets, C. Buddingh', J.B. Charles, Jules de Corte, Ton van Deel, J.A. Dèr Mouw, Hans Dorrestein, J. Eijkelboom, Ida Gerhardt, Jan Greshoff, Kees 't Hart, Judith Herzberg, Han Hoekstra, Ed Hoornik, Gerrit Krol, Ed Leeflang (aan wiens gedicht ook de titel van de gehele bundel is ontleend), Jan Ligthart, Gerrit van de Linde (De Schoolmeester himself), Lucebert, Neeltje Maria Min, de NRC Handelsblad-dichters des Vaderlands Driek van Wissen en Ramsey Nasr, K.L. Poll, Gerard Reve, Nico Scheepmaker, Vasalis, Willem Wilmink, en een handvol onbekende dichters. Bij elkaar meer dan 150 poëten, van 250 kleinoden. En dan noem ik alleen nog maar de dichters wier werk ikzelf in eerste instantie opzocht. Dromerige gedichten, boze uitvallen, verwerkte teleurstellinkjes, leerzame verzen, ontroeringen die je bijblijven, enige sonnetten geheel zoals ze veertienregelig geschreven behoren te worden volgens Petrarca. Kleine versjes en paginalange voorstellingen zoals alleen Ramsey Nasr die kan bieden.

Bij lange na niet alle gedichten waren of zijn bedoeld om in de klas voorgelezen te worden. Dat is een misverstand dat de titel kan wekken. Nee, daarvoor zijn ze soms iets te bozig, bijvoorbeeld naar aanleiding van domme onderwijsinspecteurs en schoolmanagers. Een 'actueeltje', van J.J. Leibbrand uit 2003, eerste couplet:

'Een nieuwe macht verordonneert
zelfwerkzaamheid: gewenning
aan een plastic regelmaat
van planning, strategie waarbij
nog alleen mag worden begeleid.'

Het Nieuwe Leren dus. Wie heeft die maffe onderwijskundigen toch zoveel ruimte gegeven? En verder wens ik deze fraaie gedichtenbundel een veel ruimere lezerskring toe dan de bovengenoemde lieden voor, in en om de klas.

Soms moet het werkelijk stil zijn… Onderwijsgedichten 1591-2010. Samengesteld door Theo Magito en Henk Sissing. Voorwoord Gerdi Verbeet. Rotterdam: Uitgeverij Douane, 2011.

ISBN 978 90 72247 39 1
€ 17,50
352 pag.



Naar homepage