Pedagogiek
in praktijk

Het beroemde broer & zusboek

Auteur: Ingmar Vriesema
Door: Bas Levering

Het beroemde broer & zusboek gaat over een fascinerend onderwerp dat allerlei interessante vragen oproept. Heb je last of gemak van een zus of broer van naam en faam? Wordt je ontwikkeling erdoor getekend of is het verschil met de invloed van broers en zussen die even onbekend blijven als jijzelf helemaal niet zo groot als je zou verwachten? Ingmar Vriesema, binnenlandredacteur van NRC-Handelsblad, publiceerde een jaar lang op de achterpagina van die krant de column 'Zo broer, zo zus'. Die columns zijn gebundeld en van een voorwoord voorzien. De vaak bizarre verhalen zijn ondergebracht in vijf rubrieken: de rivalen, de tegenpolen, de volgers, de voorbeelden en de vertrouwelingen. Die ordening lijkt niet zoveel op te leveren – ik merkte althans dat ik tijdens het lezen regelmatig terugbladerde om na te slaan in welke rubriek ik eigenlijk zat. Het is niet altijd even duidelijk waarom de geportretteerde in een bepaalde categorie is ingedeeld en niet in een andere. Maar dat maakt de levensverhalen van Chris Jagger, Henny Cruijff, Paula Hitler, Maja Einstein en al die anderen er niet minder boeiend om.

Het gaat om 47 portretten van mensen van wie we het bestaan niet vermoedden. Het doet zelfs vreemd aan om erachter te komen dat er achter ons bekende figuren überhaupt broers en zussen schuil gaan. Voor die ervaring geeft de auteur een aardige verklaring. Het lijkt erop dat we aan wereldberoemde mensen onbewust zo´n bovenaardse status toekennen dat we ze boven dergelijke doodnormale bijverschijnselen verheven achten. Het lijkt erop dat we voetstoots aannemen dat unieke mensen ook in dat opzicht wel 'enig' moeten zijn. Maar het hebben van broers en zussen blijkt voor de uitzonderlijken onder ons even gewoon als voor gewone stervelingen.

In sommige gevallen blijkt de naam als zodanig in de levens van de schaduwbroers en -zussen van groot belang. Van de tegenpolen Albert en Hermann Göring was het de eerste die zich inspande om joden in de Tweede Wereldoorlog te redden, terwijl de tweede ze juist de dood injoeg. Hij deed dat niet zelden door het gebruik van de achternaam die hem na de oorlog tot de persoonlijke afgrond bracht. Adolf verbood zijn zus Paula de naam Hitler te gebruiken. Onder de naam Wolf komt zij mede door zijn hulp ongeschonden de oorlog door en zo kan zij in 1957 een apologie voor haar overleden broer schrijven.
Nergens in het boek wordt de vraag opgeroepen of de relaties tussen mensen met hun beroemde broer of zus wel zo anders is als tussen 'gewone' broers en zussen. De onderscheiden categorieën lijken me niet specifiek voor de groep die in dit boek nader wordt bekeken. Ook tussen gewone broers kan verwijdering ontstaan, zoals tussen Johan en Henny Cruijff die elkaar domweg nooit meer zien. En ook tussen gewone broers en zussen kan een sterke band groeien die altijd blijft bestaan. Zo is George Ratzinger, de oudere broer van de huidige paus die op dezelfde dag als hij tot priester wordt gewijd zijn jongere broer tot op de dag van vandaag toegewijd. Berniece Baker, de zeven jaar oudere halfzus van Marlyn Monroe leek op den duur de enige die zij nog vertrouwen kon. Berniece beweerde in een interview in 1992 dat als zij die fatale nacht in 1962 bereikbaar zou zijn geweest Marlyn wellicht nog in leven zou zijn geweest. Maja Einstein is haar jongere broer Albert zeer toegewijd. Als ze bij Albert in Princeton op bezoek is en haar gezondheid laat het afweten, betekent dat dat zij haar man nooit meer zal zien. Zij kan niet terug naar Europa en hij blijkbaar niet naar Amerika.

Ik had gehoopt dat dit boek over de relatie met bijzondere broes en zussen, de bijzondere relatie tussen broers en zussen in het algemeen zou kunnen verduidelijken. Hoe komt het dat als je de relatie met een vriend opzegt, die vriend geen vriend meer is, maar je broer of zus altijd je broer of zus blijft, wat je ook doet? Vriesema brengt met zijn opmerking dat de bloedband niet verzonnen is maar echt, de oplossing van het raadsel natuurlijk geen stap dichterbij. Zijn theoretische onderbouwing is hoe dan ook flinterdun. Aan ontwikkelingspsycholoog Gerrit Breeuwsma had hij een deskundige informant, maar die kon hem in dat telefonische minicollege, waar hij in zijn dankwoord gewag van maakt, natuurlijk ook niet die gedegen wetenschappelijke basis verschaffen die hij voor zo'n beschouwing nodig heeft.

Maar wat misschien nog bepalender is voor de kwaliteit van de analyse, is dat Vriesema zijn informatie over de brusjes van beroemdheden woord voor woord uit de tweede hand heeft. (Zelf sprak hij alleen Henny Cruijff en Jeffrey Sneijder, de broer van Wesley. In het geval van Paul Wilders vond hij dat de informatie van diens politieke weblog en een interview door Pauw en Witteman volstonden). De informatie over al die andere anonymous siblings (titel van een film met Sylvester Stallone, waarin Roger Clinton ooit optrad) die in het boek ten tonele worden gevoerd, is in het zeldzame geval dat het wel uit een gedegen biografie komt toch zelden toereikend. De meeste biografieën schieten namelijk juist in de ontwikkelingspsychologische analyse tekort.

Je kunt natuurlijk zeggen: van een bundel verzamelde columns mag je ook niet meer verwachten en wees blij met de schat aan informatie die je wel krijgt aangereikt. In dat geval wil ik toch even kwijt dat de 'leukige' kwinkslagen waarmee de afzonderlijke hoofdstukjes worden afgerond, als ze het als afsluiting van de columns al aardig deden, in boekvorm echt misstaan. Zoals die slotzin van het portretje van Roberto, broer van de wereldberoemde Colombiaanse drugsbaron Pablo Escobar die twee weken na diens gewelddadige dood in de gevangenis een bombrief van diens vijanden ontvangt met fatale gevolgen voor zijn gezichtsvermogen. Het staat er echt: 'Ook broederliefde maakt blijkbaar blind.'

Ingmar Vriesema (2011). Het beroemde broer & zusboek. Amsterdam: Uitgeverij Thomas Rap. ISBN9789400402911, 240 pp., € 16,90.



Naar homepage