Pedagogiek
in praktijk

Kroniek van de Nederlandstalige ontwikkelings- psychologie

Redactie: Willem Koops en Jaap Bos
Door: dr. emeritus Ton Beekman

"Kroniek van de Nederlandstalige ontwikkelingspsychologie, de autobiografien van haar hoogleraren", onder redactie van Willem Koops en Jaap Bos is een boek dat ons inzicht geeft in de huidige stand van zaken in dit vak en, grotendeels, hoe het zo gekomen is. Daarbij zijn de inleidende hoofdstukken van Koops en  Bos uitstekend als orientatie en ook wel, broodnodig, relativerend. Ronduit magistraal is het nawoord van Wim Hofstee: een uitnodiging tot de ontwikkelingspsychologie, waarin hij geestig en scherp de collega's uitnodigt om verder door te denken en normatieve vragen niet te schuwen, maar te 'ontwikkelen'.

 

Echt een boek voor wie het cursushandboek Ontwikkelingspsychologie uit heeft en verder wil gaan en meer wil weten.
Laten we dus die noodzakelijke discussie ook hier voortzetten. Allereerst is, zelfs bij een oppervlakkige lezing, duidelijk dat de huidige hoogleraren vooral Angelsaksisch, Amerikaans georienteerd zijn. Daardoor is het empirisch analytisch onderzoek overheersend geworden. Dat betekent dat er winst is geboekt in nauwkeurig "evidence based" onderzoek.
De oudere (ex)hoogleraren waren nog meer Duits georienteerd. Daarbij wordt, terecht, Thomae en soms ook Werner aangehaald. En laten we vooral niet William Stern vergeten, die zijn Psychologie der frühen Kindheit met name baseert op zijn waarnemingen van zijn eigen kinderen, en daarbij  adviezen voor ouders niet schuwt. Er is maar een hoogleraar, Van Geert in Groningen, die zich overigens met meer sophisticatie van taaltheorien, aan zo'n "n=1" onderzoek van zijn eigen zoon Davids' taalontwikkeling gewaagd heeft. Alleen Leni Verhofstadt-Denève durft het aan om zich te bekennen tot een "een existentieel-dialectische visie" en een "fenomenologisch-dialectisch persoonsmodel" (p.399).
Het nagenoeg ontbreken van het "centrale punt", of 'ontwikkeling' een normatief begrip is, of louter een variant van 'verandering' (Hofstee, p.407) in de discussie is, lijkt ons samen te hangen met een afkeer van filosofisch, of niet wetenschappelijk, te willen worden. Aan die afkeer zijn ook wel een beetje levensvreemde filosofen en  moraliserende pedagogen mede schuldig.


Toch zijn de vragen 'Hoe en waartoe te ontwikkelen?' onvermijdelijk. Misschien gaat het er niet zozeer om een gemeenschappeliik referentiekader te ontwikkelen of een alles overkoepelende theorie te ontwikkelen, als wel een gemeenschappelijk besef van relevantie en urgentie ter verbetering van de sociale structuren van ons opvoedingsbeleid en het onderwijs. Een duidelijk richtingsperspectief kan er zijn binnen een ontwikkelingspsychologie die haar sociale taken ter hand neemt en deze als zodanig articuleert, uitdrukkelijk uitspreekt en kritisch reflectief maakt. Dat ontwikkelingspsychologie daarbij meer een samenhangend conglomeraat blijft dan een strenge discipline wordt, kan daarbij een voordeel zijn. Nieuwe ontwikkelingen die er overal te zien zijn o.a. ten aanzien van onze kennis over genetische, neurologische en andere biologische feiten kunnen gemakkelijker een plaats vinden in het geheel zonder dat ze, ten onrechte, alles overheersend worden. In dat kader is het verheugend dat er meer aandacht is voor de emotionele ontwikkelingen in de levensloop.

Er zal dan ook ruimte zijn voor meer normatieve betogen zonder in het slop van een moraliserend Balkenendiaans betoog te geraken. Dan zouden onze betogen met meer passie en aardse betrokkenheid gevoerd kunnen worden. De autobiografien vertonen die vaak genoeg, maar zijn uiteraard incidenteel; ze worden verdrongen door de abstracties die ook dit betoog te zeer kenmerken. Daarom nu enkele meer concrete aanvullingen.

Methodologisch is er winst dat gepoogd wordt om meer longitudinale onderzoeken te doen; alleen zo kunnen langetermijneffecten zichtbaar worden, wat gezien de wildgroei van anpakken echt nodig is. Toch blijven we vinden dat er ook meer plaats zou moeten komen voor wat wel genoemd wordt :kwalitatieve onderzoeksmethoden. Klassiek en voorbeeldig blijft : James Agee en Walker  Evans' 'Laat ons nu vermaarde mannen prijzen', de geschiedenis van Drie(arme) pachtersfamilies in het Zuiden van de USA: foto's en tekst zijn gelijkwaardig. Inspirerend om, niet hetzelfde, maar vergelijkbare onderzoeken te doen. "De weerslag van een onverzettelijke, particuliere rebellie" schrijft Evans over Agee in de uitgave van 1960 (Een pocketuitgave met veel aanvullingen is nog steeds  beschikbaar via Google.)

Bas Levering redigeerde met anderen een bundel artikelen  over zo'n aanpak. Daaruit blijkt o.a. dat vanuit Leuven onder Prof. Smeijers een heuse school is ontstaan onder een fenomenologisch-Wittgensteiniaans gesternte. In de psychologie is er na de vijftiger jaren daar niet veel meer mee gedaan. In de pedagogiek is het hier en daar ondanks alles wel iets blijven hangen. Deelnemende ervaring lijkt ons nog steed een betere benaming. Nog een schoolmeesterachtige opmerking: niet alleen in Nederland is er een gespannen relatie tussen pedagogiek en psychologie.

Toen ik goed tien jaren vóór Koops in Ann Arbor was als 'visiting Netherlands professor, ben ik aangesteld op de plaatselijke School of Education. Daar waren heus veel psychologen werkzaam, maar vanuit de 'échte' psychologen  werd daar toch een beetje op neer gekeken. Zeker de gezinsopvoeding viel daar niet onder, maar wel school psychologen, special education en een toen groeiende groep van adult education, onder invloed van de speciale programma's van de Johnson adminstratie. En natuurlijk ook de philosophy of education. Ook in Duitsland en Belgie zijn er nog steeds academische groepen die zich met pedagogiek, en dus met zich ontwikkelende kinderen bezig houden, en zichzelf niet zien als louter orthopedagogen.


Het boek dat hier besproken is, blijft desondanks een boeiend en in formatief boek!



 



Naar homepage