Pedagogiek
in praktijk

Kinderen koop je in de hemel. Over zwangerschap, geboorte, kind-zijn en ouder worden.

auteur: Liesbeth Noordegraaf-Eelens
door Stijn Sieckelinck

Stel je hebt de hoofdprijs gewonnen: een fantastische reis waarvan je nog niet weet waar ze je zal brengen. Je vertrekt over enkele weken. Maar wanneer precies is niet duidelijk. Nu mag je kiezen: ofwel vertrek je zonder verdere informatie (behalve de wetenschap dat je omgeving het vertrouwen in je onderneming heeft uitgesproken). Ofwel volg je een cursus waarin je van a tot z wordt uitgelegd waar je moet op letten onderweg, wat je moet gezien hebben, waar je moet wegblijven, met wie je hoort op te trekken, wie je moet mijden en rond hoe laat je waar verwacht wordt. 

Dit is de situatie zoals het ervoor staat. Over enkele weken mag ik voor het eerst vader worden. En nu reeds word ik samen met mijn partner verscheurd tussen twee uitersten die deze wonderlijke tijd voorzien van een ongemakkelijke schaduwzijde: of je informeert je blauw en laat je vertellen wat goede opvoeding is, of je laat je niet zomaar adviseren over iets wat je vooral zelf wil uitzoeken. Het doet goed erachter te komen dat wij niet alleen in die spagaat staan. Ook Liesbeth Noordegraaf-Eelens, filosofe, econome en moeder van vier kinderen, ondervond dat de dominante opvattingen over zwangerschap, geboorte, kind-zijn en ouder worden te kort schieten om werkelijk te kunnen begrijpen wat het is om een kind te verwachten en groot te brengen. 

In vier hoofdstukken legt zij met veel gevoel voor de stijl van het filosofische essay uit waarom kinderen krijgen een on(be)grijpbare gebeurtenis is. In “Kiezen voor kinderen” belicht zij de tegenstelling van een kind als keuze versus een kind als geschenk. Terloops wordt ook het kind als koopwaar uit de titel besproken: ‘kinderen kopen’ blijkt een Belgisch gezegde te zijn en vormt aanleiding om het krijgen van kinderen ook door een economische bril te bestuderen. Maar de keuze van de auteur valt op het beeld van het kind als niet-economische gift: “Als je kiest voor kinderen geef je iets waarvan je niet weet wat het is en je krijgt iets terug waarvan je niet weet wat het is. Als ouders voor god spelen, krijgen ze kleine godjes in de plaats. Je mag er dan wel voor kiezen of je wel of geen kinderen koopt, er is maar één plaats waar je ze kunt krijgen: kinderen koop je in de hemel.”

In het tweede hoofdstuk “Zwangerschap” zoomt de auteur sterk vanuit eigen ervaring in op de eigen-aardigheid van het zwangere lichaam en de respons van de omgeving op dit lichaam als een ‘publiek’ bezit. Dan doelt zij niet zozeer op de familie en vrienden die vast wel even aan de buik willen voelen, maar eerder op de wetenschappers en artsen die –uiteraard met goede bedoelingen- inbreken in wat op dat moment voor de vrouw het meest intieme bezit is. Zo’n inbraak betekent niet alleen een schending van de eigen levenssfeer maar brengt nog een veel ingrijpender gevolg met zich mee: de moralisering van de zwangerschap. De zwangere vrouw zal zich gedragen volgens de regels van de goede zwangerschap. Daar valt nauwelijks aan te ontsnappen.

In het derde hoofdstuk maken we de geboorte zelf mee. Weliswaar niet de blije, zonnige kant die meestal wordt belicht in boekjes die mensen graag lezen, maar de schaduwen die de prille nataliteit op de moeder vooruit werpt. Het leven schenken is geen pretje en geboren worden is dat evenmin. Fascinerend zijn de  passages waarin de auteur de vreemdheid van de pasgeborene beschrijft: “Je hebt iemand in handen die je voor het eerst ziet, van wie je helemaal niets weet, en van wie ook nog eens heel weinig te weten valt. Zelfs een naam moet je voor hem of haar verzinnen. Het enige wat je weet, is dat deze vreemdeling je eigen kind is.” Deze vreemdheid heeft grote gevolgen voor hoe we de opvoeding van kleine kinderen kunnen begrijpen: ze limiteert onze aanspraak op kennis, maar geenszins onze verantwoordelijkheid: opvoeden is niet zwaar, maar evenmin vrijblijvend.

Het slothoofdstuk initieert het kleine kind in de bestaande mensenwereld. Maar eigenlijk is de essentie van het verhaal dan al lang verteld. In nauwelijks 100 bladzijden zijn we meegenomen langs opvoedingsdeskundigen als Benjamin Spock, Gina Ford en Jean Liedlof, werden we herinnerd aan de pijnlijk simplistische Nederlandse controverse tussen Heleen Mees en Beatrijs Smulders, zijn we vermaakt door verwijzingen naar romans als Tirza (Arnon Grunberg), de Engelenmaker (Stefan Brijs) en De Langverwachte (Abdelkader Benali) en uitgedaagd door filosofen als Hannah Arendt, Peter Sloterdijk en Michel Foucault. Echter, bovenal is het de auteur zelf die tot ons spreekt. Zij heeft vier keer ervaren wat voor een bevreemdende invloed van de geboorte van een kind uitgaat en is erin geslaagd om deze ervaring op uiterst originele wijze met ons te delen.

Hierbij dienen echter twee kanttekeningen geplaatst: Ten eerste: het moge dan een verademing zijn tussen alle goed bedoelde adviezen, maar de vraag blijft of iedereen wat aan haar boek kan hebben? In haar fascinatie voor de vreemdheid van het prille leven, verliest zij misschien uit het oog dat veel mensen juist behoefte hebben aan die min of meer stringente adviezen en sterker misschien nog: ze ook echt nodig hebben. Scherp gesteld zal haar essay alleen gehoor vinden bij ouders die het allemaal goed voor mekaar hebben en de luxe hebben om naast de tijdrovende alledaagse opvoedpraktijk ook nog eens te reflecteren over wat hen allemaal overkomt. En ten tweede: nee, natuurlijk is zij geen pedagoog en hebben haar uitspraken een zeer beperkte empirische basis. In die zin bevat de gemiddelde ‘Zwangerschap voor Dummies’ wellicht veel meer betrouwbare gegevens. Maar voor wie zich los van de praktische adviezen durft af te vragen ‘wat gebeurt er eigenlijk als ik een kind op de wereld zet?’ is dit boek veel belangrijker dan ooit door veel gnuivende deskundigen zal worden toegegeven.          

En hoe zit het nu met onze reis? Wie vertrouwen we als gids en wie zeggen we de wacht aan? Wij hebben ons kindje niet in de hemel besteld, maar we zijn al wel in de zevende hemel over zijn of haar komst. Uit dit boek leer ik dat we gerust terug met de beide voeten op de grond kunnen landen; dat de keuzes die wij voor ons kind gaan maken altijd betwistbaar zullen zijn, dat dé goede opvoeding niet in één boekje staat uitgelegd zoals de opvoedingscanon suggereert, maar slechts kan worden vormgegeven door ideeën en tips bij elkaar te sprokkelen uit verschillende bronnen; en dat het in de eerste plaats aan ouders zelf is om die keuzes te maken en erachter te staan. Wij hoeven zelfs ons eigen kind niet te kennen om wat van de opvoeding te kunnen maken. Of beter: de illusie dat we het helemaal zouden kunnen kennen, zal onze reis niet prettiger doen verlopen. Want die reis, zo blijkt nu, is eigenlijk helemaal niet zo fantastisch als voorgesteld in de brochure. Dat moet nog maar blijken. Zoals de auteur besluit: “Kinderen koop je in de hemel, ouder worden is zo aards als het maar kan zijn”. 

Met dank aan Marjolijn Voogel.



Naar homepage


Stijn Sieckelinck,

Relevante categorieën: