Pedagogiek
in praktijk

In de man zit nog een jongen. Willem Wilmink – de biografie

Auteur: Elsbeth Etty
Door: Gerrit Breeuwsma

‘Ik was een vroegwijs kind, maar welk kind was dat in de oorlog niet?’ Aldus Willem Wilmink in zijn postuum verschenen autobiografie Hier is prins zonneschijn. Deze zelfbespiegeling lijkt haaks te staan op de titel van de mooie biografie die Elsbeth Etty over Wilmink schreef: In de man zit nog een jongen. Wat is waar: zat de man al vroeg in het kind of zat het kind nog lang in de man?

In het voorwoord van haar biografie constateert Etty dat ze veel baat heeft gehad bij de literaire nalatenschap van haar onderwerp (de autobiografie, niet-gepubliceerde memoires en brieven), maar ook dat het zaak was daar met de nodige reserves naar te kijken. Wilmink had de neiging zijn leven aanzienlijk zonniger voor te stellen dan het was: ‘Vaak draaide hij zaken honderdtachtig graden om. Van nederlagen […] maakte hij overwinningen, krenkingen transformeerde hij tot complimenten.’

Een gecompliceerde man dus en bepaald niet gemakkelijk in de omgang. Hij kon niet tegen kritiek, had last van driftbuien, vroeg erg veel aandacht voor zichzelf en dat pakte niet altijd goed uit. Hij maakte het zichzelf ook niet altijd gemakkelijk, voelde zich vaak buitenstaander (en buitengesloten), miskend en tekortgedaan, niet in de laatste plaats als schrijver en dichter. Tegelijkertijd genoot hij een enorme populariteit onder een groot publiek dat niet alle dagen met poëzie in aanraking kwam, maar in zijn teksten iets aantrof waar men zich in kon herkennen. Nog in 2018 werd hij geëerd in De Wereld Draait Door met uitvoeringen van zijn liedteksten door een flink aantal artiesten die best bij Wilmink in de schaduw wilden staan.

Wilmink bewoog zich in zijn liedjes en gedichten regelmatig op de grens van literatuur en amusement. Zelfs iemand die nog nooit van Wilmink gehoord heeft, kent waarschijnlijk zijn liedjes voor de vele kinderprogramma’s waaraan hij meewerkte: De film van Ome Willem (‘Broodje poep’), Het Klokhuis, De Stratemakeropzeeshow, om maar eens wat te noemen. En dan zijn er nog de teksten die hij voor onder andere Herman van Veen (‘Hilversum III’) schreef.

Geboren en getogen in Enschede in 1936 en daar in 2003 ook weer overleden, cultiveerde hij het buitenstaanderschap ook wel een beetje, maar veel moeite hoefde hij er niet voor te doen. Nooit hoorde hij er echt bij, volgens Etty. Niet op het gymnasium, waar zijn literaire belangstelling excentriek was, en niet aan de universiteit, waar zijn proefschrift over het werk van de dichter Hendrik de Vries, die hij bewonderde en roemde om diens vermogen zich de eigen kindertijd te herinneren, volgens critici niet aan de academische standaard voldeed. Hij had ook weinig affiniteit met het ‘vermoeiende getheoretiseer’ aan het Instituut voor Neerlandistiek, waar collega’s zijn academisch niveau in twijfel trokken en studenten klaagden over zijn gebrek aan organisatorisch vermogen. Na jaren van ergernis en frustratie komt hij in 1978 tot de conclusie dat hij niet thuishoort op de universiteit, maar als hij tijdens een stafvergadering meedeelt dat hij heeft besloten weg te gaan, is het toch wel zuur dat niemand dat lijkt te betreuren.

Ook staat hij buiten de tijd waarin hij werkt en leeft. Zijn liedjes lijken een blauwdruk te geven van de vrijgevochten jaren zestig, van de jaren zeventig en tachtig waarin er steeds serieuzer naar kinderen wordt geluisterd. Hij schreef dan ook talloze liedjes over kinderdromen en angsten, opstandigheid, seks en dood, gebruikte ‘vieze woorden’ en nam geen blad voor de mond. In De Telegraaf werd fel uitgehaald naar een aflevering over poep-en-pies voor de Stratemakeropzeeshow: ‘De Vara leert kinderen […] schuttingwoorden’ kopte de krant. Een betere reclame voor het programma was bijna niet denkbaar. Wilmink merkte zelf over de Stratemakeropzeeshow op dat het programma ‘geen escapisme’ was, maar de werkelijkheid voor kinderen op een luchtige manier wilde verbeelden. De filosofie achter het programma was ontleend aan de beroemde frase van William Wordsworth: ‘The child is the father of the man.’

Wilminks werk lijkt op het eerste gezicht voer voor pedagogen. Hij heeft het idee gesterkt dat het goed is om met kinderen geen blad voor de mond te nemen, dat je met kinderen overal over kunt praten en dat je hun zorgen serieus moet nemen. Toch verzet hij zich tegen de tendens in de jaren zeventig om kinderboeken vol te stouwen met problemen: ‘gescheiden ouders, homofilie, luchtvervuiling, derde wereld.’ Hij vindt het maar niks. Hij ziet het eerder als zijn plicht om kinderen gerust te stellen met idyllische verhalen en ze niet op te zadelen met problemen die ze niet kunnen oplossen: ‘Dan maak je kinderen volkomen machteloos.’

‘Wij leefden niet in een door pedagogen zorgvuldig opgebouwde kinderwereld’, schrijft Wilmink in zijn autobiografie en met zijn hang naar het verleden, lijkt hij die situatie te prefereren boven een wereld waarin elk kinderprobleem kan worden herleid tot een diagnostisch profiel. Niettemin suggereert Etty in het eerste deel van haar biografie dat Wilmink zichzelf mogelijk als een ‘autistisch kind’ herkend heeft. Ze hangt daar gelukkig verder niet te veel aan op, al zal het voor pedagogen en psychologen lastig zijn om Wilminks sociale onhandigheden vervolgens niet in dat licht te zien.

De actuele betekenis van Wilminks liedteksten en gedichten staat of valt echter niet met een diagnose van zijn gedrag, ook niet met het oordeel van critici en academische literatuurvorsers over het literaire gehalte van zijn teksten, maar wordt bepaald door de vele lezers die zijn werk waarderen. Kinderen en volwassenen, maar misschien wel het meest de volwassenen, die in het vroegwijze kind – die ergens vaststelt: ‘Ik ben niet ouder dan elf geworden’ – iets van hun verloren kindertijd terug weten te vinden. Dat is van een niet te overschatten betekenis, want, zo zei Wilmink er zelf over in een interview: ‘Volwassenen die hun kindertijd vergeten, doen zichzelf tekort.’ Maar zolang volwassenen hun kindertijd niet willen vergeten, zullen ze Wilmink wel blijven lezen. En wat mij betreft ook de biografie van Elsbeth Etty over Wilmink.

 

Elsbeth Etty (2019). In de man zit nog een jongen. Willem Wilmink – de biografie. Amsterdam: Nijgh & Van Ditmar. ISBN: 9789038806112; 552 pagina’s; € 34,99.

Willem Wilmink (2008). Hier is prins zonneschijn. Autobiografie. Amsterdam: Nijgh & Van Ditmar.

 



Naar homepage