Pedagogiek
in praktijk

Meester Mark draait door. Ten onder in het onderwijs

Auteur: Mark van der Werf
Door: Loes Houweling


‘Geweldig, heel herkenbaar’, staat er te lezen op de website van het boek Meester Mark draait door. Ja, Mark van der Werf heeft een vlotte pen en beschrijft levendig en soms cynisch zijn ervaringen als hij-instromer in het onderwijs. De titel geeft aan waar het uiteindelijk naartoe gaat. Meester Mark redt het niet en na bijna twee jaar wordt hij weer de journalist die hij tot zijn 35e jaar was. Hopelijk is dát niet voor iedereen herkenbaar. Op een bankje in Rome, likkend aan een Italiaans ijsje heeft Mark bedacht dat het leraarschap hem wel zou passen. Kijkend naar de titel (met een ondertitel die er nog een schepje bovenop doet) verwacht ik een boek over de enorme werkdruk, regelgeving, administratie en moeilijke ouders. Dat klopt bijna. Het is een boek over enorme werkdruk, regelgeving en administratie, maar ook over slechte begeleiding, ontoereikende ondersteuning en ontoereikende opleiding.

 

Het boek gaat vooral over de worsteling van Mark om zijn hoofd boven water te houden. Moeilijke ouders komen er niet aan te pas, moeilijke kinderen wel. Kijkend naar de cover met een stripachtige vormgeving, verwacht ik een luchtig boek. Een wonderlijke combinatie vanwege het toch serieuze onderwerp.

Het verhaal: Mark heeft na een jaar of tien het meeste wel gedaan in de journalistiek. Van verhalen losweken van Haagse hotemetoten en ceo’s tot het schrijven over minder spannende zaken als vijftigplusbeurzen. Veel wachten, veel geduld, slijmen om primeurtjes, hij wist zo langzaamaan wel hoe dat moest.

Op zoek dus naar een nieuwe uitdaging. Het lijkt hem geweldig een eigen klas te hebben, met eigen kinderen en hen iets te leren waarvan ze hun hele leven plezier zouden hebben zoals ‘8 keer 8 is 64’, zoals hij zelf schrijft. Niet op een middelbare school, maar een klasje met dat jonge grut, dat zou hij wel aankunnen. Mark wordt, na te zijn geselecteerd uit een groep van driehonderd mensen, een hij-instromer. Deze hij-instromers zijn bedoeld om het zo noodzakelijke quotum aan mannen in het basisonderwijs omhoog te krikken.

Mark gaat één dag naar de pabo en staat vier dagen voor de groep. Hij komt terecht op een traditionele school in het centrum van Rotterdam. Samen met zijn mentor ‘juf Karin’ draait hij groep 3. Juf Karin is een oude rot in het vak die zich drie slagen in de rondte werkt en onder andere allerlei extra’s uit eigen zak betaalt. Aanvankelijk zijn de verhalen over Marks belevenissen gezellig en optimistisch, hoewel hij na de kerst ineens minder vrolijk lijkt als de kinderen door de vakantie een heleboel vergeten lijken te zijn. Gelukkig komen de kinderen na enige tijd weer in het gareel en keert zijn plezier weer terug. Hij bouwt op Karin, die hem veel van het extra werk uit handen neemt en positief bekrachtigt. Al snel blijkt dat de motivatie om te kiezen voor het basisonderwijs in plaats van de wellicht logischer functie van leraar Nederlands in het voorgezet onderwijs een belangrijke leidraad is in het boek. Mark blijkt als de dood dat hij de klas of de kinderen niet aankan. In het eerste jaar bouwt hij daarin langzaam vertrouwen op. Op de pabo komt het onderwerp ‘orde houden’ echter nog niet aan de orde want eerst moeten studenten hun vaktoetsen halen en leren beeldend te werken. Het cynisme druipt er bij de beschrijvingen van de pabo vanaf. Reflecteren is niets anders dan de docent naar de mond praten en dat kan Mark als journalist natuurlijk als geen ander. Hij haalt tot zijn verbazing steeds weer hoge cijfers voor producten waar hij verre van trots op is. Mark schildert een pabo die mijlenver van de praktijk staat. Met een kritisch pedagogische blik zou ik zeggen: de pabo doet wat Mark in zijn groep doet, het curriculum volgen zoals de opleiding dat bedacht heeft. Ook Mark verveelt de leerlingen met sommen waarvan ze niets begrijpen. Verhalen over hoe hij probeert aan te sluiten bij de belevenissen van leerlingen zijn er niet tot nauwelijks.

 

Als hij het jaar daarop tot zijn genoegen daadwerkelijk een eigen groep krijgt, is er een keerpunt. Orde houden wordt een probleem waarin Mark zich verslikt, geholpen door een uiterst kritische en ambitieuze coach die hem vooral wijst op wat niet goed gaat. Daar komt de bulk aan andere werkzaamheden die in het huidige onderwijs gangbaar is nog bij. Van schoonmaken en eindeloos vergaderen tot het maken van arrangementenplanningen: als de kinderen naar huis zijn, ligt er nog een hele dagtaak te wachten. Hieraan gaat Mark ten onder. Hij raakt meer en meer verstrikt in de steeds maar wisselende eisen van zijn coach of de begeleiders van de pabo die soms lijnrecht tegenover elkaar staan. Wat zijn eigen ideeën hierover zijn komt niet aan bod. Mark reageert steeds krampachtiger. Als er een begeleider van de pabo komt die hem probeert terug te leiden naar wat hij zelf wil, kan en vindt, is het eigenlijk al te laat. Door dit zoveelste afwijkende advies gaat hij zich afvragen of hij wel in het onderwijs thuishoort. Niet op een bankje in de zon in Rome, maar op de skippybal bij de haptonoom besluit Mark om te stoppen. Uiteindelijk keert hij terug naar de journalistiek, maar nu als zelfstandige.

 

Als ik het boek uit heb, blijf ik achter met de vraag waarom Mark nu zo graag met kinderen wilde werken. Hij blijkt ze nauwelijks te zien. Zo komt hij bijvoorbeeld onverwachts bij een leerling thuis omdat deze is weggelopen. Daar treft hij een situatie die mijlenver afstaat van zijn idee over gezin en opvoeding. Je merkt aan het verhaal dat hij enorm schrikt, maar hij doet er vervolgens niets mee. Zo verandert zijn visie op deze leerling niet, laat staan dat hij met de moeder in gesprek gaat. Pas in het slotgedeelte van het boek, als Mark terugkijkt op zijn keuze noemt hij een aantal positieve momenten met kinderen. In de rest van het boek vervullen ze vooral een bijrol. Mark heeft het duidelijk veel te druk met zich staande houden. Dat ligt niet aan Mark of aan zijn manier van vertellen. Het is erg herkenbaar bij beginnende docenten en vooral bij zij-instromers. Hier laat de pabo een grote kans liggen om de oude naam: pedagogische academie waar te maken.

Het boek is vooral beschrijvend en laat het oordelen aan de lezer, behalve waar het gaat om de rol van de pabo. Daarover is Mark heel expliciet, die opleiding stelt niets voor. Het boek is dus zeker een spiegel voor mensen van de pabo en andere beroepsopleidingen. Het laat namelijk duidelijk zien dat ze erg ver van de praktijk van alledag verwijderd kunnen zijn en hun studenten in de kou laten staan. Ook over de manier waarop alles in het onderwijs vastgelegd moet worden, is Mark nadrukkelijk negatief. Wat mij betreft laat hij een kans liggen om dat in verband te brengen met het grotere verhaal van een doorgedraaide cultuur van beheersing en verantwoording. Een andere omissie is het gebrek aan kritiek op het onderwijssysteem. Die heeft hij wel op het Daltononderwijs nadat hij daar een blauwe maandag heeft meegelopen. Deze kritiek overstijgt het borreltafelniveau helaas niet. Zonder enig besef van de uitgangspunten van dit onderwijs veroordeelt Mark de wijze waarop de leerlingen zichzelf krullen geven bij foutieve antwoorden. Dat dit wel eens aan de juf zou kunnen liggen en niet aan het systeem lijkt niet bij hem op te komen.

Hoewel ik van een journalist iets meer bespiegelingen verwacht, biedt zijn verhalende schrijfstijl ook een kans. Doordat de belevenissen hun vaart houden en herkenning oproepen, lenen ze zich goed om er vanuit een pedagogisch perspectief op te reflecteren. Verder is dit boek een aanrader voor mensen die denken dat werken in het onderwijs vooral betekent dat je veel en lang vakantie hebt. Het boek zet terecht de hardwerkende mensen (veelal vrouwen) in het onderwijs op een voetstuk. De passie die nodig is om dat vol te houden is niet mis!

 

Mark van der Werf, Meester Mark draait door. Ten onder in het onderwijs. Schiedam: Scriptum.

 



Naar homepage