Pedagogiek
in praktijk

De lichtheid van het opvoeden. Een oefening in kijken, lezen en denken.

Auteur: Jan Masschelein (red.)
door Wouter Pols

te koop op 6B.nl
Wie tegenwoordig een pedagogische beroepsopleiding volgt, krijgt van het begin af aan de boodschap mee dat opvoeden een vorm van probleemoplossen is. Daarbij is kennis het instrument bij uitstek. Door een goede diagnose te stellen, op grond daarvan het juiste middel te kiezen en vervolgens dat op het juiste moment in te zetten, kan voor elk kind of jongere wel een passend opvoedingstraject bepaald worden. Dat het in de praktijk niet zo werkt, ontdekt de aankomende pedagoog al snel. En wel wanneer hij of zij stage gaat lopen. In de praktijk is er altijd een tekort aan kennis. Het blijkt daar niet zo zeer op kennis aan te komen, maar op de houding vanwaar uit men handelt: een pedagogische houding. Kennis is daar ondergeschikt aan.

Sinds de verwetenschappelijking van de pedagogiek is binnen de opleidingen wetenschappelijke kennis de boventoon gaan voeren: valide en betrouwbare kennis. Het is  kennis die uit z’n praktische context is gehaald, letterlijk: abstracte (er uitgetrokken) kennis. Met het op de voorgrond treden van die kennis, verdween het zicht op de houding van waaruit gehandeld wordt. Bij de geesteswetenschappelijke pedagogiek, die tot de jaren zeventig in de opleidingen die boventoon voerde, was dat niet het geval. Evenmin bij pedagogen die over hun ervaringen schreven, bij Ligthart bijvoorbeeld en Thijssen. Nog meer dan de geesteswetenschappelijk pedagogiek situeerden zij hun in de praktijk vergaarde kennis binnen een handelingscontext, meestal in de vorm van een verhaal. De hedendaagse wetenschappelijke pedagogiek biedt daarentegen contextloze kennis. Haar pretentie is met behulp van die kennis de praktijk te verwetenschappelijken; maar dat is, zo blijkt keer op keer, niet mogelijk. De pedagogische praktijk heeft een eigen logica: een logica die niet op kennis is gebaseerd, maar op een pedagogische houding. De logica van de praktijk wortelt in een pedagogisch ethos. Met de verwetenschappelijking van de pedagogiek is dat ethos echter uit het zicht verdwenen.

Met De lichtheid van het opvoeden. Een oefening in kijken, lezen en denken wil een groep Vlaamse pedagogen uit Leuven en Gent de pedagogische opleidingen weer oog laten krijgen voor dat pedagogisch ethos. En dat doen ze op een opvallende manier. In plaats dat ze kennis aanreiken, zetten ze de lezer aan om allereerst te gaan kijken. De insteek van het boek is dan ook niet zozeer het kennen, maar het kunnen: kunnen kijken, kunnen lezen, kunnen denken. Eerst kijken, daarna vanuit wat men gezien heeft de daarvoor relevante begrippen uit de tekst ‘lezen’ om vervolgens met behulp ervan dat wat men gezien heeft te doordenken. Dat, zo vinden de auteurs, zou de weg moeten zijn die de opvoeder moet gaan om zich op de praktijk voor te bereiden. En dat wil het boek bewerkstellingen. Daarom biedt het ‘oefeningen in kijken, lezen en denken … aan die erop gericht zijn de opvoeder te helpen aanwezig te zijn in de situatie en recht te doen aan de situatie’(p. 12).

Bij het boek is een dvd gevoegd waarop een film staat van de gebroeders Dardenne: Le Fils. De film is het startpunt van het boek en daarmee ook de context van waaruit de teksten in het boek, de verschillende hoofdstukken, betekenis krijgen. Hij gaat over een leraar houtbewerking die in een werkplaats jongeren opleidt. Zijn zoon is vermoord, zijn huwelijk gestrand. Op een dag dient de moordenaar van zijn zoon zich als leerling aan. De leraar stemt ermee in dat de jongen tot de werkplaats wordt toegelaten. Hij neemt hem zogezegd in het houtbewerkingsbedrijf op. Dat doet hij met een zekere distantie. De jongen voegt zich; en dat leidt er uiteindelijk toe hij zijn leraar vraagt zijn voogd te worden. Hij zal er over nadenken… Het bekijken van de film is een ingrijpende ervaring. Alle pedagogische vooronderstellingen zet de film op z’n kop. Hoe dit te begrijpen? Pas nu moet het boek worden gepakt en moet men gaan lezen. Het boek bestaat uit een in- en een uitleiding (door Jan Masschelein) en tien hoofdstukken waarin verschillende auteurs – steeds vanuit een ander begrip – de betekenis van het in de film getoonde ‘aftasten’. Vanuit die begrippen ‘lichten’ steeds weer nieuwe betekenissen op: vanuit meesterschap (Maarten Simons), denken/aandacht (Jan Masschelein), initiatie (Paul Smeyers), vertrouwen (Joris Vlieghe), vanuit gelijkheid (Goele Cornelissen), spreken (Nancy Vansieleghem), (zich) wenden (Stefan Ramaekers), werken (Ilse Geerinck) en gastvrijheid (Mariette Hellemans). De auteurs laten zien hoe de film zou kunnen worden uitgelegd. Het is niet hun bedoeling dat men hun uitleg klakkeloos overneemt. We moeten zelf aan het werk. Net zoals we de film zelf bekeken hebben, zullen we nu zelf de voor ons relevante begrippen uit het boek moeten halen (moeten gaan ‘lezen’) en met behulp ervan onze eigen kijkervaringen doordenken. De auteurs zijn ons daarin voorgegaan. Nu zullen we het zelf moeten doen.

Wat heeft dat ‘zelf doen’ bij mij als lezer nu teweeggebracht? Nieuwe (kijk)ervaringen, nieuwe begrippen, maar ook nieuwe inzichten. Wat ik ben gaan beseffen is dat opvoeden allereerst iets is wat je overkomt. Een kind, een jongere, een groep kinderen, een groep jongeren komt op je weg, word je toevertrouwd. En dat doet je veranderen. Maar dat kan pas gebeuren als je jezelf en de wereld waarin je staat aanvaardt, als je meesterschap toont en zorg en aandacht voor jezelf en de wereld hebt. Je kunt pas opvoeden als je voor iets uit de wereld staat en dat laat zien. En dat is precies wat de jongere uitdaagt de wereld ‘in’ te ‘trekken’. Opvoeden is initiatie: inleiden in de wereld. En om dat te kunnen, heb je vertrouwen nodig, een grondeloos vertrouwen. Je zult er bijvoorbeeld op moeten vertrouwen dat elk kind, elke jongere over de intelligentie beschikt om de dingen zelf op te pakken. Maar je zult ook aandachtig moeten zijn en niet alleen met aandacht moeten kunnen handelen, maar ook kunnen denken. ‘Waar sta ik?’ ‘Waar bevind ik me?’ Die vragen zal je als de opvoeder steeds weer moeten stellen. En je zult je in je werk moeten kunnen voegen, het spreken van de ander tot je kunnen laten komen en daarmee open kunnen staan voor het onverwachte. Dat alles heeft niet zoveel met kennis te maken, maar meer met een pedagogische houding: een pedagogisch ethos. Daarbij zijn deugden cruciaal. Tijdens het lezen van het boek ben ik meer en meer gaan beseffen dat deugden als vertrouwen, aandacht en zorg de basis van de opvoeding zijn, en niet zo zeer kennis.

De auteurs noemen De lichtheid van het opvoeden een handboek. Een handboek geeft een inleiding in de grondslagen van het vak. En dat doet De lichtheid van het opvoeden, maar op een ongewone manier. Het laat de aankomende pedagoog oefenen met kijken, lezen en denken en wel met het doel de grondslag van de opvoeding – het pedagogisch ethos – op het spoor te komen. Daarmee is het boek een pedagogisch oefenboek. Ik ga dit oefenboek op de opleiding waar ik werk zeker gebruiken. Hoe? Door samen de film te gaan bekijken, door samen de begrippen uit de verschillende hoofdstukken te ‘lezen’ en met behulp ervan de in de stage opgedane ervaringen te doordenken. Ik hoop dat veel collega’s me daarin zullen volgen.



Naar homepage



Relevante categorieën: