Pedagogiek
in praktijk

Acht bevrijdende woorden voor Prinsjesdag (deel 1)

Dinsdag 15 september is het weer Prinsjesdag en presenteert het kabinet de plannen voor het komende jaar. Jos van der Horst, auteur van het boek ‘Onze vrijheid zit in een wurggreep. En daar kunnen we wat aan doen’, kijkt er dit jaar extra kritisch naar. Zo ook naar het onderwijs (punt 3).
Acht bevrijdende woorden voor Prinsjesdag (deel 1)


In zijn boek 'Onze vrijheid zit in een wurggreep. En daar kunnen we zelf wat aan doen' beschrijft hij 4 maatschappelijke ontwikkelingen die niet alleen de vrijheid van burgers inperken, maar ook professionals en professionele organisaties ontkrachten en lam slaan.  Dit heeft vooral grote gevolgen in het publieke domein. Bijvoorbeeld in zorg en onderwijs. Maar ook daarbuiten. Van der Horst wil acht woorden tegenkomen in de Troonrede en plannen, die laten zien dat het kabinet alles in het werk stelt om hieraan een einde te maken.  Om welke bevrijdende woorden gaat het?

Toekomstvisie is het eerste woord 
Zonder visie kan en mag alles en niets. Alles kan genoeg, passend, geschikt, gewenst, geliefd, gezocht, of nodig zijn. En tegelijkertijd kan ook alles ongeschikt, ongewenst, ongeliefd, overbodig, onnodig, te veel, of niet van deze tijd zijn. Een toetssteen ontbreekt immers. Juist in een tijd waarin de grote ideologische, levensbeschouwelijke en religieuze verhalen naar de zijlijn zijn geduwd, is een visie op de toekomst van Nederland nodig, die beschrijft hoe wij kijken naar onder meer vrijheid, welzijn, gezondheid, geluk, verbondenheid, natuurlijke omgeving en niet in de laatste plaats, een duurzame welvaart. Korter gezegd: Hoe ziet de door ons gewenste toekomst er uit? Wat is het lonkende perspectief waar overheid, politiek, ondernemingen en burgers gezamenlijk de schouders onder willen zetten? Om te voorkomen dat we gevangen blijven in nooit eindigend gejakker en gejaag om een onbekende en daardoor altijd buiten ons bereik blijvende toekomst te creëren. Omdat er nu eenmaal altijd de mogelijkheid en verleiding is van 'anders, meer, of beter’. Daarom is ‘toekomstvisie’ het eerste woord dat ik wil horen in de Troonrede.

Waarden is het tweede woord
Nederland is geen bedrijf. Als Nederland al aandeelhouders heeft, dan zijn dat de burgers van vandaag, morgen en overmorgen. Onze kwaliteit van leven, nu en in de toekomst, kan niet eerst en vooral tegen een financiële meetlat worden gelegd. Waarden zoals vrijheid, rechtvaardigheid, gelijkheid, welzijn, geluk, vrede, of duurzaamheid, doen er meer toe. Deze zijn verdrongen door het cynische valuteren en telkens weer op de voorgrond plaatsen van financiële parameters. Waar de nadruk op geld ligt, blijft enkel de vraag naar de betaalbaarheid over. Niet wat wenselijk is, denkend vanuit onze belangrijkste waarden.  Zo verdwenen rechtvaardigheid, gelijkheid, solidariteit en verbondenheid, naar de achtergrond. Waarden zoals geluk en duurzaamheid krijgen niet de aandacht die zij verdienen. Geld staat immers boven alles! Wat zijn de waarden die er het meeste toe doen? En wat betekenen deze voor de samenleving, de publieke infrastructuur, de onderlinge verhoudingen van overheid, burgers en ondernemingen, onze relatie met ‘hen’, of ons gedrag ten opzichte van de grote problemen van deze tijd? Vrijheid floreert wanneer gedeelde waarden en niet geld, de spil zijn van onze samenleving.

Ontmarkting is het derde woord
De grondwet benoemt de zorg van de overheid voor onder meer werk, welvaart en sociale zekerheid, leefmilieu, woongelegenheid, onderwijs, gezondheidszorg, of veiligheid. Het is de taak van de overheid om ervoor te zorgen dat alle burgers hiertoe toegang hebben en aanspraak kunnen maken op een zeker basisniveau. Niet de ene burger wel en de andere niet, de een (te) veel en de ander (te) weinig, ik de beste kwaliteit en jij veel minder dan dat. 
Toch is dat wat er gebeurt zodra overheids- en publieke sectoren worden getransformeerd tot markten en marktwerking wordt gestimuleerd. De tot klant verworden burger en de vermarkte publieke infrastructuur, delven het onderspit. Een overheid die marktwerking stimuleert voor de in de Grondwet aan haar opgelegde zorgplicht, geeft deze uit handen en verliest daardoor allereerst de grip.  Daarnaast stimuleert zij het najagen van eigen belang, groeiende ongelijkheid en concurrentie die individualisme aanmoedigt en solidariteit of samenwerking ontmoedigt. Hierdoor heeft de ene burger veel meer mogelijkheden om vrij te zijn, dan de andere.  Wat gaat de overheid doen om haar zorgplicht weer in eigen handen te nemen?
 
Burgerschap is het vierde woord
Een burger kan niet over dezelfde kam geschoren worden als een consument. Al was het maar omdat van een burger gemeenschapszin, maatschappelijke betrokkenheid en solidariteit verlangd mag worden. Aan een consument kan dat enkel vriendelijk gevraagd worden. Een consument verwacht en krijgt altijd een persoonlijke tegenprestatie. Dat is ook de boodschap van de markt. Een burger (h)erkent collectieve en  maatschappelijke belangen als beweegredenen. De kracht van de Nederlandse samenleving is gebaat bij sterk ontwikkeld burgerschap, niet bij individualistische en al te gretige consumenten. Vrijheid vraagt immers ook om aandacht voor elkaar en de samenleving. Waar dit ontbreekt gaat mijn vrijheid al snel ten koste van die van jou.
Zet daarom de burger weer in zijn kracht. Als inwoner van Nederland, met rechten én plichten. Rechten zoals de onbelemmerde toegang tot datgene wat als basisniveau is gedefinieerd. Plichten zoals de met andere burgers gedeelde verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van onze sociale, maatschappelijke en ecologische omgeving. Wat doet de overheid om burgerschap te revitaliseren?

Volgende week de resterende woorden van Jos van der Horst. Meer lezen over zijn boek 'Onze vrijheid zit in een wurggreep. En daar kunnen we zelf wat aan doen'? Klik hier. 

 



Naar homepage