Pedagogiek
in praktijk

Dat brengt wat ontmenselijking met zich mee (REDACTIONEEL PIP 119, 2021)

Er is al veel gespeculeerd over de vraag wat er na de Covid-19-pandemie definitief veranderd zal zijn. In de wereld van het onderwijs zal beslist veel meer gebruik worden gemaakt van ICT. Voor een snelle invoering van het gebruik van technologische hulpmiddelen op deze grote schaal was echt een ramp als deze nodig. De communicatietechnologie, die het mogelijk maakte dat het onderwijs ondanks de gedwongen sluiting van de scholen door kon gaan, was al jaren beschikbaar.
Dat brengt wat ontmenselijking met zich mee (REDACTIONEEL PIP 119, 2021)

Ook de internetdichtheid bleek in ons land hoog genoeg. Het is duidelijk dat de nieuwe middelen niet in alle vitale functies van het fysieke onderwijs kunnen voorzien. En iedereen ziet de grote bezwaren die kleven aan het digitaal vergaderen. Maar er zijn ook enorme voordelen. De drastische beperking van het aantal reisbewegingen brengt niet alleen een oplossing voor het fileprobleem op alle niveaus, maar levert ook een belangrijke bijdrage aan de oplossing van het allesbepalende klimaatprobleem, dat al voor het uitbreken van de pandemie de hoogste prioriteit had gekregen.

Vanzelfsprekend
Ooit was het vanzelfsprekend dat de pedagogiek zich oriënteerde op maatschappelijke problemen. In 1972 had de Club van Rome zijn rapport Grenzen aan de groei gepubliceerd, maar voor maatschappijkritische pedagogen had het klimaatprobleem in de jaren zeventig van de vorige eeuw nog niet de hoogste prioriteit. Het accent lag destijds op het bestrijden van de maatschappelijke ongelijkheid, veroorzaakt door de kapitalistische economie in ontwikkeling, en het bestrijden van de vervreemding, veroorzaakt door de technologische ontwikkeling en de consumptiemaatschappij. De analyse van de consumptiemaatschappij door Herbert Marcuse, waarin duidelijk werd dat de moderne mens door middel van psychologisch doordachte reclame allerlei oneigenlijke behoeften werd aangepraat, sloot heel goed aan bij traditionele pedagogisch-antropologische kernvragen. De vraag naar het onderscheid tussen voor de mens essentiële en niet-essentiële behoeften is zo’n kernvraag. In die jaren zeventig verbaasden kritische leden van de babyboomgeneratie zich er bijvoorbeeld over hoe snel het hangen voor de televisie onder het genot van een variëteit aan snacks tot standaard tijdverdrijf in de avonduren werd verklaard. Zelf was hun het onderscheid tussen ‘honger’ en ‘trek’ nog haarscherp aangeleerd. Na de oorlog bestond er geen honger meer, alleen nog maar lekkere trek: een luxeprobleem. In die jaren zeventig werd Nederland verlost van het calvinistische idee dat je alleen maar mocht genieten als je er keihard voor gewerkt had. In de jaren negentig kreeg het basale levensgevoel vorm als ‘we want it all, and we want it now’-hedonisme. Het is de vraag of die ongebreideldheid ooit nog om te zetten is in een acceptabele vorm van ingetogenheid, want dat is een absolute voorwaarde om de klimaatdoelen te kunnen halen. In perioden waarin de lockdownregels versoepeld werden, was al te zien met welk een aplomb de consumenten hun recht op reizen kwamen opeisen. Ze konden niet wachten om terug te gaan naar het zogeheten oude normaal met zijn verwoestende massatoerisme. Op Schiphol staat, à raison van een miljardenlening van de Nederlandse overheid, een enorme rij blauwe zwanen klaar om dat mogelijk te maken.

Verandering voor Covid-19 ingezet
ingezet en die door de pandemie een ongekende extra impuls gekregen heeft, is de onlineverkoop van consumentengoederen. Voor de maatschappijcriticus van de jaren zeventig zou er veel over te zeggen zijn geweest. Al langer was zichtbaar dat als functie van een onontkoombare economische wetmatigheid het grootwinkelbedrijf en de supermarkt de kleine winkelier uit de markt zou gaan drukken. Voorlopig levert het heel veel extra verspilling op. Niet alleen schoenen worden teruggestuurd omdat ze niet passen of staan. Toen tijdens de lockdowns de meeste winkels hun deuren gesloten moesten houden werden veel de consumenten, of ze het nu wilden of niet, in de richting van het online winkelen gedirigeerd. Deze overgang naar online winkelen zal na de pandemie niet worden teruggedraaid. Eerder, in PiP 107 van juni 2019, heb ik uitgebreid aandacht besteed aan het undercoveronderzoek ‘Binnen bij Bol’ van Jeroen van Bergeijk. De arbeidsomstandigheden waren er minder mensonterend dan die James Bloodworth in 2018 in het Amazon-distributiecentrum in Engeland aantrof. Toch dringt de vraag zich op of het beeld van een bedrijf waar medewerkers op de grond liggen te slapen, nauwelijks naar de wc durven, of zich niet durven ziek melden uit angst om hun baan kwijt te raken, een onafwendbaar toekomstbeeld biedt. Volgens Kitty Koelemeijer, hoogleraar Marketing en Retail aan de Nyenrode Business Universiteit, aan het woord in het Max-Radio1-programma Nieuwsweekend op 2 januari jl., is dat niet het geval. Amazon, nu ook op de Nederlandse markt, zet de standaard voor een overgang naar volledig geautomatiseerde distributiecentra. Je ziet dat die beweging al heel sterk wordt ingezet en helemaal wordt doorontwikkeld, met alle gevolgen van dien.

In dat scenario zijn werknemers natuurlijk gewoon voorloper van de robots die het werk moeten gaan doen. Maar dat zal nog wel een jaar of tien duren en dat brengt wat ontmenselijking met zich mee, aldus Koelemeijer.

Bas Levering, hoofdredacteur PIP

Lees de complete PIP via Kinderopvangkennis.nl, word abonnee of bestel hier het nummer in print

 



Naar homepage