Pedagogiek
in praktijk

Waar komt die extreme prestatiegerichtheid van ouders vandaan? (Redactioneel PiP 86, september 2015)

Lang heb ik de fundamentele omslag begin jaren zeventig gesitueerd. Met het operationeel worden van de pil was de omvang van de Nederlandse gezinnen razendsnel tot de standaard van twee kinderen gekrompen. Als ouder op verjaardagen en partijen verantwoording moeten afleggen voor de schoolprestaties van je kroost was voor die tijd eigenlijk nooit een probleem geweest. Tussen de grotere kindertallen liepen er nu eenmaal altijd een paar rond die minder goed komen meekomen. Die hoorden er gewoon bij. Maar als je er maar twee had, en je moest bekennen dat die er weinig van bakten, werd je toch meewarig aangekeken. Nu er zoveel tijd beschikbaar was, moest het kind wel tot project worden.

 

Later heb ik ingezien dat de ongebreidelde prestatiezucht van ouders pas begin jaren tachtig is ontstaan, toen de vorige economische crisis diep ingreep. In het overheidsbeleid kwam het marktdenken centraal te staan en daarmee werd het concurrentiebeginsel op alle terreinen tot hoogste goed verheven. In de jaren zeventig was het een uitgesproken ideaal geweest dat ieder kind de ruimte moest krijgen om zich naar eigen mogelijkheden te ontwikkelen. Het beste voor je kind willen was toen nog allesbehalve synoniem met het najagen van het hoogst mogelijke. Dat is vanaf begin jaren tachtig definitief veranderd. Voor minder dan vwo en universiteit doen ze het niet, de ouders van nu. En VVD-staatssecretaris Dekker spoort ze daartoe nog aan ook, met zijn holle roep om excellentie.

Ouders zijn in de afgelopen tijd onrustbarend veel geld aan bijles, huiswerkbegeleiding en Cito- en examentraining gaan uitgeven. Uit CBS-cijfers blijkt dat het bedrag in vijftien jaar bijna verzesvoudigd is. In 2011 werd er 149 miljoen euro aan besteed. In het basisonderwijs werd er in 1995 door ouders nog geen cent extra aan uitgegeven. In 2011 al 13 miljoen. De gegevens hebben alleen betrekking op het witte circuit. En of het helpt is niet bekend. Er zijn huiswerkinstituten die eerlijk spel spelen over de mogelijkheden van de aangemelde leerlingen. Er zijn ouders die denken dat het bij de prestatieverhoging van hun kinderen om een aankoop met garantie en zonder verplichtingen gaat.

Van oudsher wordt van ouders verwacht dat ze hun kinderen steun bij het schoolwerk verlenen. In het voortgezet onderwijs gaat het daarbij in het algemeen om een doordachte vorm van achter de broek zitten. In zeer bijzondere gevallen kan specialistische ondersteuning geboden zijn, maar in principe zou die vanwege de school moeten worden verstrekt. Als die specialistische ondersteuning door de ouders extern op deze schaal wordt ingekocht, is er dan iets mis met het Nederlandse onderwijs, of toch met de ouders?

Begin juni zei minister van onderwijs Bussemaker in een interview dat het haar stoorde dat iedereen altijd maar hogerop wil. Dat werd haar als PvdA-minister niet in dank afgenomen. Het hogerop willen en kunnen via het onderwijs geldt traditioneel als hart van het onderwijsbeleid van haar partij. Wat ze bedoelde te zeggen was dat het bij het vmbo en het hbo om opleidingen gaat die toegang verschaffen tot respectabele functies in de samenleving en dat het haar ergerde dat daar vaak op een neerbuigende manier over gesproken wordt. Toch blijft de dubbele boodschap wringen.

Op Amsterdamse gymnasia gold de dag waarop bekend werd gemaakt welke leerlingen wel en welke niet waren toegelaten al jaren als de dag des oordeels. De protesten tegen het matchingssysteem, dat dit jaar in Amsterdam werd ingevoerd om leerlingen op een eerlijke manier over de beschikbare geschikte scholen van voortgezet onderwijs te verdelen, liepen hoog op. Het valt te billijken dat ouders hun best doen om voor hun kinderen een plek op de meest geschikte school te bemachtigen. Maar niet dat ze de indruk hebben, dat de wereld vergaat als dat niet lukt. En nog minder dat het hen ontgaat als hun kinderen er doodongelukkig van worden.

Het valt niet te verwachten dat in de naaste toekomst de prestatiegerichtheid van ouders zal afnemen. Ook in de wereld van het werk, waar de school op voorbereidt, viert de onderlinge concurrentie als motiverend middel hoogtij. Er zijn mensen die beweren dat ze in het bedrijfsleven hoopvolle veranderingen waarnemen. Ik geloof ze niet. Maar gedegen onderzoek naar de effectiviteit van al die bijles, huiswerkbegeleiding en examentraining, is toch het minste dat we aan de bestrijding van de ontstane misstand kunnen bijdragen. Is het niet om aan ouders een reëel beeld te verschaffen, dan toch om een nieuwe opdracht voor ons onderwijs te formuleren.

 

Bas Levering, hoofdredacteur



Naar homepage