Pedagogiek
in praktijk

Vroegere opvoeding van ouders bepaalt deels hun relatie met hun kinderen

Het verband tussen de manier waarop de ouders terugkijken op de relatie met hun eigen ouders en de kwaliteit van de relatie met hun eigen kind (Intergenerationele overdracht), blijkt na dertig jaar onderzoek nog steeds te bestaan, al is het effect ervan wel geleidelijk afgenomen. Ook blijkt de sterkte van deze overdracht te verschillen tussen groepen. De overdracht is bijvoorbeeld zwakker in kwetsbare groepen zoals ouders met psychische problemen, tienermoeders en in adoptie- en pleeggezinnen. Bij vaders en moeders is de overdracht wel even sterk. Wanneer niet-gepubliceerd onderzoek wordt meegerekend, bleek de overdracht ook zwakker. Dit blijkt uit internationaal onderzoek onder leiding van VU-wetenschappers en is mede gefinancierd door Stichting tot Steun Nederland. De resultaten zijn gepubliceerd in het tijdschrift Psychological Bulletin.

 

 



De geschiedenis herhaalt zich nooit op dezelfde manier
Overdracht van opvoeding van de ene op de andere generatie vormt een belangrijke vraag in de pedagogische wetenschap. Dertig jaar geleden is ontdekt dat verschillen in de kwaliteit van de ouder-kind relatie overeenkomen met de manier waarop ouders terugkijken naar de relatie met hun eigen ouders. VU-pedagoge Marije Verhage: “Ouders herhalen dus niet zomaar de goede en minder goede dingen die hun ouders ook deden, maar het terugkijken zelf bevat belangrijke informatie voor de volgende generatie.” Dit opmerkelijke inzicht is sindsdien wereldwijd op verschillende manieren en in verschillende groepen getoetst. Verhage: “Dit recente overkoepelende onderzoek heeft door al het onderzoek van de afgelopen 30 jaar samen te nemen het model voor intergenerationele overdracht genuanceerder, uitgebreider en steviger gemaakt. Behalve voor onze algemene kennis over opvoeding en ontwikkeling zijn de resultaten van groot belang voor jeugdhulp en geestelijke gezondheidszorg.” 

Aanpassen eigen beeld opvoeding
De omvang van het bewijs geeft houvast aan al diegenen die zich afvragen wat ouders - behalve hun erfelijke eigenschappen - nog meer doorgeven aan hun kinderen. Deels vertaalt hun mentale beeld van hun eigen gehechtheid aan hun ouders zich in de relatie met hun kinderen. Verhage: “De vervolgvraag is natuurlijk of en hoe dat mentale beeld het beste aangepast kan worden. Ook weten we nu beter dat deze overdracht zwakker is als andere risicofactoren sterker zijn. Dat helpt bij het stellen van prioriteiten bij de ondersteuning van meer kwetsbare ouders. Omgekeerd weten we nu dat overdracht juist sterker is in gezinnen waar verder relatief weinig risico’s lijken te zijn. Opvoedingsondersteuning in de algemene bevolking zou daar meer rekening mee moeten houden.” 

 

Bron: Vrije Universiteit



Naar homepage