Pedagogiek
in praktijk

Talentgericht werken met kwetsbare jongeren. Ontwikkelwerk, erkenningswerk, verbindingswerk

Auteurs: Sebastian Abdallah, Maike Kooijmans & Jolanda Sonneveld
Door: Saskia van Oenen

Wat betekent ‘talentgericht werken’ in het jongerenwerk? Dat leggen Sebastian Abdallah, Maike Kooijmans en Jolanda Sonneveld uit in hun boek Talentgericht werken met kwetsbare jongeren. De ondertitel benoemt al de essenties: het gaat om ontwikkelwerk, erkenningswerk, verbindingswerk. In deel 1 leggen ze uit wat ze daarmee bedoelen, deel 2 gaat over praktische toepassingen, en in deel 3 staan voorstellen om talentgericht werken verder te verdiepen. Het mooie van de drie delen samen is dat ze de ontwikkeling van het jongerenwerk als professioneel pedagogisch werk in beeld brengen. Dat gebeurt via een grondige en kritische beschrijving (inclusief theorieverwerking) van verschillende perspectieven op talentgericht jongerenwerk. Om te beginnen is dat werk met kwetsbare jongeren, oftewel jongeren in maatschappelijk benadeelde omstandigheden (gebrek aan geld en netwerken), wat ook gebrek aan rendabele kennis en vaardigheden met zich meebrengt. Dat werkt een negatief zelfbeeld in de hand: ik kan toch niks. (Beter gezegd: ik kan toch niks van wat je op school of in andere ordentelijke samenlevingsverbanden geacht wordt te doen; en dan kan de criminele sfeer soms een aantrekkelijker perspectief lijken.)

Talentgericht ‘ontwikkelwerk’ moet zorgen dat jongeren, tegen deze klippen op, hun eigen interesses en talenten kunnen ontdekken en ontwikkelen. Takken van sport en kunst zijn bij henzelf het meest in trek, ze kunnen daar ook echt iets mee doen en dat aan anderen laten zien. De kunst (tevens topsport) van talentgericht jongerenwerk is om hun niet alleen de mogelijkheid hiervoor te bieden, maar daarbij tegelijk aan een positiever zelfbeeld bij jongeren te werken. Wat aan dit alles voorafgaat, is het zoeken van Aansluiting (zeg maar: de jongeren ervoor te pakken krijgen). Vervolgens gaat het om goedgerichte Aanvuring en Aanwakkering. Deze drie A’s (en nog meer) worden nader uitgewerkt in het toepassingsgerichte deel 2, waarbij Aanwakkering trouwens gepaard gaat met Temperen, om te voorkomen dat overmoed voor de val komt en opnieuw tot een negatief zelfbeeld leidt.

Het ‘erkenningswerk’ slaat deels op de erkenning van hun eigen talent door jongeren zelf (wat dus ook al in het ontwikkelwerk zit). Daarbij horen ook erkenning en waardering van anderen voor je talent(uitingen). Bijvoorbeeld met applaus, iets wat je ook moet leren ontvangen en ervan overtuigd raken dat het echt gemeend is. Maar uiteindelijk ook doordat jij met jouw kwaliteiten iets voor anderen blijkt te kunnen betekenen, voor hen aan de slag kunt gaan. Daarom hoort ‘verbindingswerk’ er onlosmakelijk bij: om de jongeren in contact te brengen met die anderen bij wie ze hun talenten kunnen inzetten en verder ontwikkelen.

Dit hele proces vraagt om veelzijdige pedagogische coaching van de kant van de jongerenwerkers, die in het boek in nog veel meer onderdelen zijn beschreven. Het mooie is dat de auteurs laten zien dat er meestal verschillende perspectieven in het spel zijn, die elkaar dwars kunnen zitten en waar het jongerenwerk afwegingen in heeft te maken of stelling in te nemen. Zo vergelijken ze een pedagogisch, politiek, economisch en een deelnemersperspectief op talentontwikkeling. In hun schets van het pedagogische perspectief staat de positieve persoonlijke ontwikkeling voorop, in het politiek perspectief (hier opgevat als het huidige overheidsbeleid) gaat het om activering en participatie. Die twee kunnen met elkaar stroken, maar in de politiek overheerst nu wel het meritocratische gedachtegoed dat ieders individuele kwaliteiten ziet als de sleutel voor maatschappelijk slagen – terwijl falen dus ook aan jezelf ligt. In economisch perspectief is talentontwikkeling een manier om te scoren op de arbeidsmarkt, gedomineerd door het bedrijfsleven met zijn concurrentie om de hoogste productie. Het deelnemersperspectief is dat van de jongeren die zich tot dusver als nietsnut voelen afgeschreven: vinden zij dat hun talenten onderbelicht of ontwikkelbaar zijn? De auteurs besluiten met de neutrale opmerking dat deze verschillende doelen en belangen nu eens botsen en dan weer elkaar versterken. Hun schets van de diverse perspectieven roept bij mij wel wat vraagtekens op, maar dat stimuleert ook om er zelf over te gaan nadenken.

 

Jongerenwerk wordt vaak voornamelijk als probleempreventie of -bestrijding gezien; daarom is het van belang dat dit boek een ‘state of the art’ geeft van juist het ontwikkelingsgerichte karakter. Bij het praktijkdeel kreeg ik wel het gevoel: is het niet erg veel van hetzelfde? Maar toen kwam het derde deel dat daar juist verdieping in aanbrengt, vanuit drie verschillende invalshoeken.

Sebastian Abdallah beschrijft het cruciale aspect ‘succeservaringen bevorderen’ in termen van subcultureel verschillende ‘interactierituelen’ (gebaseerd op theorieën van Goffman, Collins en een snufje Sennett), waarmee mensen elkaar subtiel bevestigen, afwijzen, aangeven wat ze van elkaar verwachten. Allerlei schijnbare futiliteiten in het verbale en non-verbale handelen van jongerenwerkers komen daardoor in het licht te staan als essentiële handelingen, van bijvoorbeeld schouderklopjes tot je even op de achtergrond houden, grapjes maken, wel of niet optreden tegen grove taal. Het ontwikkelingsgerichte zit hem in een keten van interacties die van korte succesboosts, via verbredende ervaring, uitmondt in het gevoel dat je erbij hoort. Maike Kooijmans beschouwt, ook met Goffman, het gedrag van jongeren met theatermetaforen over ‘frontstage performance’ (op straat, de publieke jongerensetting) en ‘backstage’ (hun emotionele binnenwereld), plus de invloed van soorten publiek en de maatschappelijke context als decor. Het gaat erom hoe frontstage en backstage elkaar beïnvloeden, waarbij de jongerenwerker als rolmodel en vertrouwenspersoon een unieke positie heeft om zowel front- als backstage te coachen. En Irma van Hoorik (die eerder een uitgebreide literatuurstudie over het concept Talentontwikkeling schreef) onderscheidt verschillende aspecten van de ‘rolmodelwerking’ die jongerenwerkers, peers en allerlei anderen kunnen hebben: als eyeopener, meester en connector. Deze drie invalshoeken werpen een verfrissend nieuw licht op het speciale karakter van het jongerenwerk in het pedagogische universum.

 

Sebastian Abdallah, Maike Kooijmans & Jolanda Sonneveld (2016). Talentgericht werken met kwetsbare jongeren. Ontwikkelwerk, erkenningswerk, verbindingswerk. Bussum: Coutinho. ISBN: 9789046904916; 252 pagina’s; € 27,50.



Naar homepage