Pedagogiek
in praktijk

Meisjes in zorg. Signalering, preventie en behandeling

Auteurs: Karijn Nijhof en Rutger Engels (Red.)
Door: Mandy Mensingh en Ria Balm

Waarom een boek over meisjes in zorg? Dat is de vraag waarmee de achterflaptekst aanvangt van het boek Meisjes in zorg. Signalering, preventie en behandeling, door senior-onderzoeker Karin Nijhof (afdeling Research & Development van Pluryn en de Radboud Universiteit Nijmegen) en Rutger Engels, Trimbos-voorzitter en hoogleraar ontwikkelingspsychopathologie (Radboud Universiteit Nijmegen). De auteurs geven aan dat er weinig bekend is over specifieke behoeften van meisjes in diagnostiek, signalering, preventie en behandeling. Het gevolg van het gebrek aan deze kennis is onvoldoende aandacht in het onderwijs en handelingsverlegenheid in de praktijk. Het erkennen van sekse-specifieke verschillen en behoeften zou de behandeleffectiviteit doen toenemen.

 

Karijn Nijhof en Rutger Engels (Red.). Meisjes in zorg. Signalering, preventie en behandeling. Amsterdam: Uitgeverij SWP.

ISBN 9789088505409; 536 pagina’s; € 49,90.

Dat er nauwelijks aandacht is geweest voor deze doelgroep is opvallend, omdat juist bij meisjes de zorgen groot zijn en de gevolgen zich veelal voordoen op meerdere vlakken. Hierbij kan gedacht worden aan slachtofferschap, tienermoeders, psychische problemen en criminaliteit. Spijtig genoeg zijn dit alledaagse onderwerpen. Zo horen we op het moment van schrijven een nieuwsbericht over recente ontwikkelingen in de Valkenburgse zedenzaak; een zaak waarbij het gaat om een 16-jarig meisje, haar ‘loverboy’ en een aantal verdachten. Hoe komt het dat meisjes hier slachtoffer van worden? Hoe had dit voorkomen kunnen worden? Welke specifieke hulp heeft dit meisje nu nodig? Met de kennis uit dit boek kunnen professionals misschien op deze vragen genuanceerder antwoord geven.

 

Het boek beoogt inzicht te geven in wat werkt in de zorg aan meisjes en handvatten te bieden voor de dagelijkse hulpverlening. Ons, als hulpverleners die regelmatig meisjes in de zorg tegenkomen, lijkt deze combinatie zeer waardevol en veelbelovend. We raken verheugd door deze toezegging en zijn benieuwd of het boek deze kan waarmaken. Ook zijn we benieuwd of er in het boek aandacht is voor de rol, invloed en mogelijke gevaren van het gebruik van social media op de ontwikkeling van meisjes. Voor velen van de doelgroep is dit immers een alledaags tijdverdrijf.

 

Aangezien het een lijvig boek is, zijn we benieuwd of het de toepasbaarheid in de dagelijkse praktijk vergroot door de verzamelde kennis op overzichtelijke en begrijpelijk wijze weer te geven. Een groot aantal verschillende schrijvers uit het werkveld werkt mee aan het boek en levert een bijdrage met ervaringen, verhalen en kennis.

Het boek bestaat uit drie delen met een logische opbouw: ‘Ontwikkeling van meisjes in de adolescentie: theorie en praktijk’, ‘Probleemgedrag bij meisjes’, en tot slot ‘Specifieke doelgroepen en casuïstiek’. Ieder deel is opgedeeld in meerdere hoofdstukken. Om goed aan te sluiten bij de dagelijkse praktijk is er in het boek ook aandacht voor ervaringen van medewerkers en (ex-)cliënten. Deze ervaringen komen aan bod na de bijbehorende hoofdstukken. Medewerkers komen aan het woord die dagelijks te maken hebben met meisjes in de zorg. Zij vertellen vanuit hun kennis en ervaring wat belangrijk is in de zorg aan meisjes, wat deze meisjes nodig hebben en wat wel of juist niet bij hen werkt. Op meerdere plekken in het boek worden adviezen gegeven voor de verschillende fasen binnen de hulpverlening (preventie, diagnostiek en behandeling) en worden aanbevelingen gedaan op wetenschappelijk en beleidsniveau. De paragrafen zijn beknopt, lezen daardoor goed weg, en zijn tegelijkertijd inhoudelijk gedegen. Ieder hoofdstuk wordt afgerond met een conclusie en aansluitend een uitgebreide literatuurlijst. Er wordt kennis aangehaald uit zowel oudere als zeer recente literatuur. Wel ontbreekt een trefwoordenregister, wat het snel opzoeken van onderwerpen moeilijker maakt. Doordat de hoofdstukken en paragrafen inhoudelijk helder zijn opgedeeld weten de auteurs het boek gebruiksvriendelijk te maken voor de lezers. Hulpverleners zijn hierdoor goed in staat snel naslag te kunnen doen naar een bepaalde problematiek en de bijbehorende fasen binnen de hulpverlening.

 

Deel I biedt een overzicht van de ‘normale’ ontwikkeling van meisjes in de adolescentie, zowel sociaal-emotioneel als biologisch. Ook komt de prevalentie van meisjes in zorg aan bod. Verklaard wordt waarom longitudinaal onderzoek lange tijd voornamelijk gericht was op jongens. Men dacht dat probleemgedrag zelden voorkwam bij meisjes en dat het van voorbijgaande aard was. Hier is men inmiddels wel op teruggekomen. In de afgelopen decennia is in toenemende mate longitudinaal onderzoek gedaan naar de ontwikkeling van probleemgedrag. Dergelijk gedrag bij meisjes openbaart zich, net als bij jongens, op verschillende leeftijden en volgt verschillende patronen. De auteurs gaan in op de ontwikkelingsverloop en de ernst van het probleemgedrag.

Aan de hand van het ecologisch ontwikkelingsmodel van Bronfenbrenner worden risicofactoren en beschermende factoren in de ontwikkeling van probleemgedrag bij meisjes in kaart gebracht. Opvallend genoeg krijgt het gebruik van social media specifiek door meisjes geen plek in het boek. Wellicht beschikt de wetenschap hier nog te weinig kennis over. Er zijn al wel veel adviezen (zie onder andere de publicaties van Justine Pardoen) hoe ouders het gebruik van social media door hun kinderen kunnen begeleiden. Gegevens over het aandeel van social media-gebruik door meisjes bij het ontstaan of verergeren van de problematiek (zoals slachtoffer zijn van pedofielen, loverboys, pesten, anorexia) ontbreken.

Vanuit verschillende kaders worden onderbouwingen gegeven voor het bestaan van verschillen tussen mannen en vrouwen, zo ook de verschillen wat betreft strategieën bij gevaar (fight-or-flight en nice-or-victim). Er wordt uitgelegd wat de verschillen tussen jongens en meisjes zijn en waaruit ze voortkomen. Hier oog voor hebben maakt het makkelijker te doorgronden waarom meisjes maar ook vrouwen doen wat ze doen.

Het hoofdstuk over het inzetten van de werkwijze ‘Seksespecifiek versterken van de eigen kracht’ is vooral relevant voor professionals die sociaal-agogisch geschoold zijn (meidenwerkers, jongerenwerkers of agogen). De inzet is hier het versterken van de normale ontwikkeling in een positief pedagogisch klimaat; het is waardevol om te lezen hoe de kracht van meisjes tijdig kan worden versterkt. Een goede aanpak in combinatie met het signaleren van bedreigende factoren kan preventief werken.

 

In deel II wordt het probleemgedrag van meisjes besproken: crimineel gedrag, agressie, middelengebruik, ADHD, depressie, suïcide, angst, eetstoornissen, persoonlijkheidsproblematiek en psychotrauma. Justitie en jeugdzorg hebben de afgelopen decennia te maken gekregen met een groeiende groep probleemmeisjes. Zo worden er cijfers gegeven met betrekking tot de aard en de omvang van criminaliteit onder meisjes. De auteurs halen hun cijfers zowel uit zelfrapportagegegevens als uit gegevens verzameld door de politie, een bron die (een terechte opmerking van de auteurs) tegelijkertijd beperkingen met zich meebrengt bij het gebruik van deze statistieken. Bij de zelfrapportagegegevens gaat het echter wel om minder ernstige delicten dan in de geregistreerde criminaliteit door politie en justitie. Opvallende uitkomst uit een zelfrapportageonderzoek is dat het aantal meisjes dat zegt een delict gepleegd te hebben het hoogst is onder de vijftienjarigen. Bij jongens is dit onder de zestienjarigen. Meisjes pieken dus eerder. In deel II wordt per problematiek onder andere uitgeweid over prevalentie, probleemschets, theoretisch kader, signalering, preventie en behandeling, en worden praktische handvatten aangereikt.

 

Deel III beschrijft welke aanpak effectief is bij de behandeling van ernstige en complexe problematiek van onder andere tienermoeders, loverboyslachtoffers, meisjes met een licht verstandelijke beperking of allochtone meisjes die klem zitten tussen twee culturen. Waardevol zijn ook de interviews met (ex-)cliënten. Zoals het meisje dat slachtoffer is van eergerelateerd geweld door haar broer. Het is aangrijpend om te lezen hoe het leven van dit meisje (en haar zusjes) op alle fronten werd bepaald door haar broer, de angst, het geweld en de sociale isolatie. Professionals moeten deze meisjes goed in het vizier houden op de plekken waar ze nog wel komen, zoals op school. Dit verhaal herinnert er nog maar eens aan alert te zijn op signalen van deze complexe problematiek. Deze meisjes voelen dubbele en verwarrende gevoelens. Daarbij is de drempel naar de hulpverlening binnen een eercultuur zeer hoog. En wanneer een hulpverleningsinstantie contact zoekt met ouders, zijn de negatieve consequenties voor de meisjes groot.

 

Meisjes in zorg slaat een mooie brug tussen enerzijds kennis vanuit wetenschappelijk onderzoek en anderzijds kennis en ervaringen vanuit de praktijk, en doet dit op overzichtelijke wijze. Het boek is goed bruikbaar voor iedereen die beroepsmatig met meisjes werkt of wil gaan werken, een doelgroep die de auteurs van het boek ook in gedachten hebben gehad. De auteurs weten een theoretisch kader te schetsen waarbinnen de problematiek van meisjes die zorg behoeven breed en begrijpelijk wordt uitgelegd. Daarbij worden waardevolle suggesties gegeven voor behandeling aan meisjes. Dit boek mag niet ontbreken in opleidingen en de dagelijkse praktijk van hulpverleners in het bieden van genderspecifieke zorg. Ook is de kennis zeer relevant voor de zorgcoördinatoren in het onderwijs, de coaches bij het Centrum Jeugd en gezin (CJG) en de praktijkondersteuners in de huisartsenpraktijk (POH). Tijdige signalering en doorverwijzing naar gespecialiseerde hulpverlening kan escalatie voorkomen.



Naar homepage