Pedagogiek
in praktijk

Er komt in Nederland definitief geen nationaal curriculum (Redactioneel PiP 87, oktober 2015)

‘Gedeeltelijk teruggedraaide achteruitgang’, zo noemde NRC-Handelsblad in zijn hoofdredactioneel commentaar de door het kabinet voor Prinsjesdag gelekte verhoging van de kinderopvangtoeslag voor ouders. Daarmee was het zwalkende kinderopvangbeleid van opeenvolgende regeringen raak getypeerd. Onder het laatste kabinet Balkenende, dat de kinderopvang vooral als arbeidsmarktinstrument zag, was de toeslag drastisch verhoogd en waren de kosten vervolgens volkomen uit de hand gelopen. Die kosten stegen grofweg van 1 miljard in 2006 naar 3 miljard in 2009. Door Rutte I werd er daarom in 2010 weer drastisch bezuinigd, zonder dat dat overigens al te grote gevolgen had voor de arbeidsparticipatie van vrouwen. Voor de kinderopvanginstellingen waren de gevolgen wel desastreus. Het mag een wonder heten dat de sector opvang van hoge kwaliteit kon blijven leveren.

Als het om de kinderopvang gaat, kun je de Onderwijsraad moeilijk van zwalken betichten. De Onderwijsraad heeft sinds 2002 in zijn adviezen die het jonge kind betreffen de kinderopvangsector consequent genegeerd en gedesavoueerd. Het sterkst gebeurde dat in het advies uit 2010 onder de titel Naar een nieuwe kleuterperiode in de basisschool. De raad brak daarin de staf over de in zijn ogen gebrekkige kwaliteit van de kinderopvang en schoof vervolgens het onderwijs als de reddende engel naar voren. Vanaf de leeftijd van drie jaar moeten onze kinderen vijf ochtenden naar school kunnen om een breed onderwijsaanbod te ontvangen. Basisschool uitgebreid met onderwijs aan peuters zou een passender titel voor het stuk zijn geweest, want de Onderwijsraad deed daar gewoon aan landjepik. In zijn laatste advies van juli 2015 – in de vorm van een PowerPoint onder de titel Een goede start voor het jonge kind – blijft de Raad de onderwijsdruk op het jonge kind opvoeren. De beoogde aanvangsleeftijd is er zelfs verlaagd tot twee en een half jaar.


In BBMP van mei (2015/5) interviewde Wilma Schepers de nieuwe raadsvoorzitter Henriëtte Maassen van den Brink en raadslid Saskia Schenning over het recente advies. Of een knip bij 6 jaar naar Scandinavisch model geen goed idee zou zijn? De kinderopvang zorgt voor educatie en opvang van 0 tot 6, het basisonderwijs voor onderwijs en buitenschoolse activiteiten van 6 tot 12. ‘We willen helemaal geen knip meer’, reageert Schenning. ‘Tot 2,5 jaar kunnen kinderen thuisblijven, of naar oma of opa. Maar daarna geen knip meer. Bij elke overgang van de ene naar de andere instantie verlies je kinderen, of heb je weer iets in te halen.’ Daarna volgt nog een verwarrend artikel over de doorgaande lijn in de ontwikkeling. Voor de goede orde: de doorgaande lijn in de ontwikkeling is een ontwikkelingspsychologische fictie die gebaseerd is op de verbinding van gemiddelden van in werkelijkheid chaotische individuele ontwikkelingslijnen. Waar men met ‘de doorgaande lijn’ vaak op doelt, is op het belang van een doorgaande lijn van voorzieningen. Het belang daarvan wordt overschat en het belang van rituele overgangen onderschat.


Het belang van de verschillen tussen kinderen van 0 tot 6 en van 6 tot 12 werd nog eens onderstreept in interviews met twaalf wetenschappers uit binnen- en buitenland in de bundel OpStap naar 2024. Hoe creëren we een optimaal opvoed- en onderwijsklimaat voor kinderen van 0 tot 12? Zoals het daar staat: ‘Volgens wetenschappers moet in de eerste jaren het accent liggen op een combinatie van zorg, opvoeding en brede educatie: het domein van de kinderopvang. Hoewel er uiteraard ook in de leeftijdsfase van 6 tot 12 aandacht is voor zorg en opvoeding, ligt de nadruk dan meer op gestructureerd (formeel) leren en onderwijs’ (p. 12).


Onderwijs- en kinderopvangwereld staan in een aantal grote kwesties al jarenlang lijnrecht tegenover elkaar. Als de onderwijswereld de regie blijft opeisen op een terrein dat niet het hare is, zullen de tegenstellingen alleen maar verdiepen. Onderwijsraadsvoorzitter Maassen van den Brink realiseert zich heel goed dat een Nationaal Curriculum niet aan de orde is. Ze realiseert zich maar al te goed dat zoiets ook nooit van bovenaf kan, maar altijd van onderop moet. Maar een National Curriculum zoals dat bijvoorbeeld in Engeland en Wales (en weer niet in Schotland) van kracht is, is in Nederland, gegeven de grondwettelijke vrijheid van onderwijs, even onwenselijk als ondenkbaar. De invoering van eindtermen (kerndoelen) destijds was hier en daar al op het randje, maar het idee van een nationaal leerplan gaat rechtstreeks in tegen een keer op keer herbevestigde werkverdeling: de overheid gaat over het wat, de instellingen gaan over het hoe. Dat hebben de opstellers van het Pedagogisch kader voor professionele netwerken onderwijs en kinderopvang (SWP, 2014) veel beter begrepen.


Bas Levering, hoofdredacteur



Naar homepage