Pedagogiek
in praktijk

Schooldagen

Auteur: Gerwin van der Werf
Door: Bas Levering

Begin juli nam Gerwin van der Werf afscheid als columnist van Trouw. Voor die speciale gelegenheid kwam onder anderen ook de directeur van het Rijnlands Lyceum uit Oegstgeest aan het woord die regelmatig in de columns van muziekdocent Gerwin figureerde. De directeur verzekerde dat het op zijn school echt zo toeging als Gerwin beschreef. Later in die week verschenen een aantal ingezonden brieven waarin lezers het afscheid betreurden. Iemand die zo over het wel en wee van het onderwijs kan schrijven ga je missen, dat is duidelijk.

Ik werd door die verhalen aangezet om de bundeling van Van der Werfs columns te lezen, die ruim een jaar eerder onder de titel Schooldagen verscheen. Dat was een aangename ervaring. Een bundeling van columns valt vaak tegen. Het is nu eenmaal niet goed te voorspellen hoe het zal uitpakken wanneer je iemand, die je kent van geslaagde korte wekelijkse ontmoetingen, ineens een hele dag over de vloer krijgt. Het bijzondere van Schooldagen is dat er veel samenhang in zit, omdat Van der Werf de lezer een heel schooljaar laat meelopen, van de eerste dag, die eigenlijk nog geen schooldag is, tot de laatste, wanneer de leerlingen al op vakantie zijn. Onderwijsbeleidsmakers moeten het regelmatig in het boek ontgelden. Staatssecretaris Dekker krijgt het er meer dan eens van langs, bijvoorbeeld naar aanleiding van diens opmerking in een interview dat hij regelmatig schrikt als hij constateert dat er in 25 jaar, toen hij zelf op school zat, niet zoveel veranderd is. Het boek biedt een mooie gelegenheid om af te wegen of dat als geruststellend of als onrustbarend moet worden gekwalificeerd.

Van der Werf zelf schrikt ervan als hij bij het kijken naar de BNN-televisieserie, over het wel en wee in 4 havo van een Alkmaarse school, tot de conclusie moet komen dat het er op zijn school op dezelfde manier aan toegaat: havo4-leerlingen die moeilijk in beweging te krijgen zijn, de hormonenkermis, de mobieltjesparade, al die hoe-gaat-het-nu-met-je-gesprekjes, een enkele zuurpruim van een docent, een enkele vakman en heel veel lieverds die veel toestaan. Maar hij ziet ook wat hij in die televisieserie mist. Hij mist het hart. ‘Nergens in het programma zie je dat er geleerd wordt, dat jonge mensen zich inspannen om, tussen al het gedoe door, kennis en vaardigheden op te doen.’ Dat is gesneuveld op de montagetafel.

Op het eerste gezicht geldt dat ook voor het boek van Van der Werf zelf. Hij besteedt heel veel aandacht aan de schoolreis naar Spanje. Aan het gedoe rond de examens in die eeuwige sporthal worden heel veel columns besteed. De verhoudingen tussen de leraren onderling krijgen ook veel aandacht. Maar het is nu eenmaal zo dat er veel om het hart heen zit dat er gewoon echt bij hoort. Bij Van der Werf kun je lezen dat een leraar in de eerste plaats opvoeder is. Hij laat zien hoe hij een pestprobleem aanpakt, nadat een vader hem erop aanspreekt, maar laat ook zien hoe lastig dat is. En als het om leren gaat, loopt hij op een bijzondere manier tegen het motivatieprobleem aan. De leerlingen zijn zeer geïnteresseerd in muziek, maar het is vaak muziek waarvoor de leraar geen waardering kan opbrengen. Wat pedagogische kracht is, laat hij zien aan het voorbeeld van de cellist Ernst Reijsiger, die een paar jaar eerder slaagde waar de dirigent van Sinfonietta faalde. De eerste wist zijn jonge publiek schijnbaar moeiteloos in de greep te krijgen, waar de tweede zijn concert in geschreeuw overgaand geroezemoes verloren zag gaan.

Van der Werf heeft veel kritiek op het onderwijsbeleid van de overheid. Hij ontmaskert de slogan ‘opbrengstgericht’ als economiegedreven. Hij laakt de arrogantie van de internationale visitatiecommissie. Hij verdedigt de zesjescultuur niet, maar ontkent dat die bestaat. Hij is furieus over het rapport van de Inspectie dat constateert dat 28% van de Nederlandse docenten zijn basisvaardigheden niet op orde heeft en geen orde kan houden. Hij geeft ruiterlijk toe zelf ook als knoeier begonnen te zijn en het orde houden pas gaandeweg machtig geworden te zijn. Hij noemt zichzelf een hippie, omdat hij grote moeite heeft met het plan voor een realtime huiswerkcontrole door middel van de iPad, waartoe ouders ook toegang hebben.

Dat het Rijnlands Lyceum ook een school herbergt, die voorbereidt op een internationaal baccalaureaat, levert een extra vergelijkingsmogelijkheid op. De schoolpopulatie van de internationale school wordt gekenmerkt door een bijzondere verbondenheid van onthechten. Het gaat om leerlingen die nooit ergens thuis zullen zijn, maar altijd onderweg. Van der Werf ontpopt zich als pleitbezorger van de Hollandse school met zijn niet-autoriteitsgevoelige leerlingen. Maar als hij de gang van zaken tijdens de examens vergelijkt, valt die toch in het voordeel van de Internationale School uit. ‘Je hoort ze nauwelijks klagen, deze gedreven leerlingen, die over een jaar of tien onze wereld mogelijk ingrijpender zullen veranderen dan onze Hollandse kinderen.’

Schooldagen is niet alleen een warm, maar vooral ook een nuchter verslag van hoe het echt op een middelbare school toegaat. ‘Doen of het gezellig is, dat is een belangrijke vaardigheid voor een leraar, net als het achter de vodden zitten.’


 

Gerwin van der Werf (2014). Schooldagen. Amsterdam/Antwerpen: Atlas Contact.

ISBN 9789045027319; 208 pagina’s; € 17,99.



Naar homepage