Pedagogiek
in praktijk

Werken in de brede school. Een pedagogische benadering

Auteurs: Jeannette Doornenbal, Saskia van Oenen & Wouter Pols
Door: Joop Berding

 

De brede school is een in ons land niet weg te denken verschijnsel. Over het ontstaan in de jaren negentig van de vorige eeuw (in Groningen en Rotterdam) en de verschillende richtingen waarin het concept zich ontwikkelde, zijn vele boeken en artikelen geschreven. Ook de bouw en inrichting van brede scholen, de organisatie ervan en de samenhang met andere ontwikkelingen in bijvoorbeeld de kinderopvang waren en zijn onderwerp van studie, publicatie en ‘leren-van-elkaar’. De pedagogische dimensie van de brede school – de brede school als pedagogische werkomgeving waarin kinderen op verschillende manieren worden gevormd en opgevoed – was niet helemaal afwezig, maar leek wat te verdwijnen achter de debatten over ‘andere’ schooltijden, achterstandsbestrijding, emancipatie, kortom de meer maatschappelijke en politieke aspecten. Het is daarom goed dat er nu een afzonderlijk boek beschikbaar is dat ‘een pedagogische benadering’ (ondertitel) van dit complexe fenomeen voorstaat. Het is geschreven door auteurs die hun sporen op het gebied van de brede school en de pedagogiek hebben verdiend. Dat is te zien aan de manier waarop het boek is opgezet en in de vele voorbeelden en praktijkbeschrijvingen. Daarnaast is het didactisch zo opgezet dat het voor studenten en beginnende professionals goede aanknopingspunten voor handelen en reflectie biedt, precies de ‘filosofie’ achter het boek en volgens de auteurs achter de pedagogiek van de brede school.

 

 
 
Het boek bestaat uit elf hoofdstukken in drie delen. In het eerste, getiteld: ‘Voorstellen’, geven de auteurs een beeld van de brede school zoals die zich op dit moment in vele verschijningsvormen laat zien. Een eerste conclusie is snel getrokken: ‘de’ brede school bestaat niet. Wel wordt terecht geconstateerd dat velen in maatschappij en politiek hoge verwachtingen hebben van het onderwijs in het algemeen en van die brede school in het bijzonder: niet alleen goed onderwijs maar ook opvang, ouderbetrokkenheid, achterstandsbestrijding, talentontwikkeling, burgerschapsopvoeding en niet te vergeten ‘passend’ onderwijs. Een onmogelijke opdracht voor de ‘traditionele’ school maar ook niet gemakkelijk voor de brede. Een inkijkje in twee scholen laat zien hoe een dag in het leven van leerlingen op een brede school eruit ziet en welke professionals daarbij allemaal betrokken zijn. Deze excursie laat de geheel verschillende accenten zien die brede scholen kunnen leggen.
Het tweede deel, ‘Opstellen’, biedt een beschrijving van de pedagogische basis van de brede school. Zich baserend op vooral Dewey en Vijgotsky en daarnaast op recent werk van Robin Alexander laten de auteurs zien hoe kinderen vanuit het doen van activiteiten en het daarbij opdoen van ervaringen tot leren worden gebracht. Een cruciale tussenstap daarbij is de reflectie waarbij symbolen – in de vorm van taal – hun intrede doen. Interactie, tussen leraar en leerlingen en tussen leerlingen onderdeling is het belangrijkste (didactische) hulpmiddel. De pedagogische opdracht van de brede school wordt geformuleerd als toekomstvoorbereiding en toekomstontwerp. Bij het eerste gaat het om functies die de school van oudsher vervult: kwalificeren en socialiseren, bij het tweede gaat het om het initiatief van het kind zelf dat al handelend in de sociale context van de klas zijn identiteit ontwikkelt. Aan Alexander tenslotte ontlenen de auteurs een pedagogisch werkkader waarvan tijd, ruimte, curriculum, arrangementen en routines de belangrijkste ingrediënten zijn. Aan de hand hiervan maken ze nogmaals duidelijk welke diversiteit er tussen (brede) scholen bestaat.
 
Deel 3 van het boek is het langste en het meest op verschillende praktijken gericht. Het heet ‘Instellen’. Aan bod komen het interprofessioneel samenwerken in de brede school, de buurt als leeromgeving voor burgerschap, het kind in de kinderopvang, sport en cultuureducatie, samenwerken met ouders en de zorg voor kwetsbare kinderen. Naast de drie hoofdauteurs leveren ook andere deskundigen hier bijdragen. Interprofessioneel samenwerken is in een vaak complexe organisatie als een brede school, met al zijn betrokkenen, geen gemakkelijke opgave. Het hoofdstuk biedt een aantal aanbevelingen. Meer inhoudelijk georiënteerd is het hoofdstuk over de buurt en burgerschap. Oriëntatie op, en participatie aan de buurt door leerlingen staat centraal. Het hoofdstuk biedt een aantal uitgangspunten en praktische ideeën (educatief ontwerp) en laat zien dat door de structurele en niet-incidentele verbindingen tussen brede school en buurt meer mogelijk is. De kinderopvang is voor veel brede scholen van oudsher een partner, zeker waar het gaat om peuterspeelzalen en buitenschoolse opvang. Het hoofdstuk beschrijft het karakter van deze instellingen en de ontwikkeling van het kind dat daaraan deelneemt. Een gedeelde pedagogische visie tussen school en opvang is van groot belang, dus organiseer de communicatie daarover, is de aanbeveling. Twee educaties, sport en cultuur, komen in de volgende hoofdstukken aan de orde. In beide gevallen gaat het om een pleidooi om ruimte te creëren, zodat kinderen hun talenten op deze gebieden kunnen ontwikkelen. Daartoe zijn faciliteiten als een sport, respectievelijk cultuurcoördinator die alle lijntjes bij elkaar brengt van groot belang. Samenwerken met ouders wordt door iedere (brede) school tegenwoordig als onmisbaar beschouwd voor een succesvolle loopbaan van de leerlingen. Het gaat om pedagogisch partnerschap waarbij ouders en professionals elkaar positief bekrachtigen. Aan de zorg voor kwetsbare kinderen wordt een interessant en pedagogisch zeer relevant hoofdstuk gewijd: hoe slagen (brede) scholen erin elk kind dat te bieden wat het nodig heeft (passend onderwijs voor iedere leerling dus)? Door hun brede aanbod hebben brede scholen meer mogelijkheden dan ‘reguliere’ om kinderen iets extra’s te bieden en hen op onverwachte terreinen te laten uitblinken. Professionals moeten daarom alert zijn op ‘talentmomenten’. Het boek wordt afgesloten met een ‘balans’: de denklijn wordt samengevat, het pedagogisch kader nogmaals geschetst en het idee van 3S wordt bepleit: small – smart – social. Maak het allemaal niet te complex, is de boodschap. Afsluitend wordt een aantal knelpunten bij de huidige en verdere ontwikkeling van brede scholen benoemd.
 
Het boek biedt een interessante en toegankelijke introductie op het werkveld van de brede school. Het is daarmee leerzaam voor zowel aanstaande leraren als pedagogen, welzijnswerkers en andere professionals. Door de vele praktijkbeschrijvingen kunnen zij zich een beeld vormen van de praktijk en dit toetsen aan hun eigen ervaringen en kennis. Toch een enkele kritische noot. Ook in dit boek wordt geen sluitende definitie gegeven van de brede school; men sluit zich aan bij de bestaande opvatting dat de praktijk divers is en zal blijven. Daar is op zichzelf niet zo veel mis mee, zij het dat het steeds moeilijker zal worden vergelijkende uitspraken te doen over de resultaten en opbrengsten. Het bespreken van sport- en cultuureducatie lijkt wat willekeurig. Er zijn immers educaties op vele gebieden: natuur en milieu, consumentengedrag, media, enzovoort. Hebben die geen plaats in de brede school? Daarnaast komt ondanks de ondertitel van het boek de pedagogiek er wat bekaaid af: dit is nog niet ‘een (of ‘de’) pedagogiek van de brede school’. Eigenlijk komt die pedagogische benadering alleen in de hoofdstukken 2 en 9 naar voren. In hoofdstuk 2 neemt zij een specifieke vorm aan, namelijk de interactie- en ontwikkelingsgerichte opvattingen van Dewey en Vijgotsky. Daar is op zichzelf niets mis mee, maar los van het feit dat deze opvattingen allesbehalve gemeengoed zijn, ze zijn ook bepaald niet karakteristiek voor een brede school, in welke variant dan ook. Hier wreekt zich dat ‘brede school’ geen eenduidig pedagogisch concept is (en ook niet zal worden) en dat ‘achter’ dit begrip vele, zeer uiteenlopende opvattingen en praktijken mogelijk zijn. Zijn (vele) brede scholen in pedagogisch-didactisch opzicht wellicht ‘traditionele’ scholen, met een vleugje ‘versiering’? Ook op hoofdstuk 9 (over kwetsbare kinderen) wil ik wat reflecteren. Onder het kopje ‘Omgaan met diversiteit en onzekerheid’ (pp. 143-145) doen de auteurs een aantal tamelijk onthutsende of in elk geval ontnuchterende uitspraken. Ze stellen dat leerkrachten (maar het geldt in feite voor alle professionals in het sociaaleducatieve domein) voortdurend opereren in onvoorspelbare situaties, waarin een gigantische hoeveelheid interacties optreden waarvan het merendeel niet te plannen is. Niet methodisch, ‘evidence-based’ of ‘opbrengstgericht’ werken, bepaalt de dagelijkse arbeid van de professional maar onzekerheid, onvoorspelbaarheid, complexiteit, tekortschietende kennis en ambiguïteit: hij weet kortom nooit echt waar hij aan toe is. Dit staat natuurlijk haaks op de in eerdere hoofdstukken geschetste tomeloze aan de brede school opgelegde ambities: achterstanden ‘wegwerken’, kinderen tot (liefst brave) burgers ‘maken’ en hen vormen tot sportieve en cultuurminnende deelnemers aan de samenleving. De ‘oplossing’ zit hem er volgens de auteurs in dat professionals beter gaan samenwerken en elkaar helpen. Natuurlijk is dat nooit weg, maar het werkelijke probleem ligt veel dieper en op een heel ander, meer existentieel niveau. Het handelen van mensen is principieel ‘fragiel’ en onvoorspelbaar. Hannah Arendt laat zien hoe we met ons handelen altijd ingrijpen in, en deel gaan uitmaken van een al bestaand ‘web’ van het handelen van anderen en dat we nooit helemaal precies weten hoe dat zal uitpakken. Dat geldt ook voor professionals met een ‘opdracht’. De auteurs stellen terecht dat de omgang met onzekerheid en diversiteit een wezenskenmerk is van pedagogische professionaliteit. Jammer dat hiervan niet meer zichtbaar is door het hele boek heen. Een dergelijke analyse had aan het boek, dat een tamelijk positief beeld neerzet van de brede school meer kritische reflectie kunnen toevoegen. Desalniettemin aanbevolen voor leraren- en sociale opleidingen.
 
Jeannette Doornenbal, Saskia van Oenen & Wouter Pols (2012). Werken in de brede school. Een pedagogische benadering. Bussum: Coutinho, € 22,50.
ISBN 978 90 469 0287 5


Naar homepage